Dat schrijft staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) vrijdag in een brief aan de Tweede Kamer.

In het pensioenakkoord dat het kabinet eind vorig jaar sloot met D66, CU en SGP is op instigatie van de staatkundig gereformeerden afgesproken dat het oorspronkelijk van vakorganisatie RMU afkomstige plan zou worden onderzocht om werknemers de kans te bieden extra af te lossen met een deel van hun pensioenpremie.

Eerder dit jaar werd bekend dat dit idee op juridische bezwaren was gestuit. Het zou vrouwen, die vanwege een hogere levensverwachting dikwijls een hogere pensioenpremie betalen, bevoordelen, wat in strijd zou zijn met richtlijnen voor gelijke behandeling.

Op verzoek van SGP, CU en D66 besloot Klijsma daarom ook een alternatief te onderzoeken, waarbij werknemers niet hun pensioenpremie gebruiken om af te lossen, maar een deel van de al opgebouwde pensioenaanspraken. De komende weken moet hierover meer duidelijk worden, maar in haar brief geeft zij alvast de voorlopige bevindingen weer uit de gesprekken die zij voerde met pensioenuitvoerders, hypotheekverstrekkers, toezichthouders en het CPB.

Naast hogere huizenprijzen en een toenemend aantal transacties op de woningmarkt leidt het plan volgens Klijnsma ook tot een lagere woningschuld, waardoor met name ouderen en hogere inkomens hun woonlasten kunnen verminderen. Huishoudens die „onder water staan” krijgen meer mogelijkheden om te verhuizen.

Daarmee neemt „de levensstandaard” van gebruikers van de keuzemogelijkheid vóór hun pensionering toe, maar daar staat volgens Klijnsma wel tegenover dat hun bestedingsruimte na de pensionering juist wat lager zal zijn. Dat komt volgens haar omdat het rendement van aflossen vaak lager is dan het rendement van een pensioenportefeuille.

Verder stelt de PvdA-bewindsvrouw dat wie zelf geen gebruik maakt van de aflosmogelijkheid toch een negatief effect op zijn pensioen kan verwachten. Dat hangt bij de ‘premievariant’ samen met de solidariteit tussen jong en oud die er nu verstopt zit in het pensioenstelsel en waarbij jongeren, via de zogeheten doorsneepremie, relatief meer en ouderen juist relatief wat minder premie betalen in relatie tot hun pensioenopbouw. Doordat jongeren zich door middel van een lagere inleg, deels aan deze systematiek kunnen onttrekken, leidt dit tot hogere premies of een lager pensioen voor de overige (oudere) deelnemers.

Bij de ‘opbouwvariant’ kan het afkopen van de pensioenopbouw door „mensen die aan zien komen dat ze niet lang meer zullen leven” volgens Klijnsma leiden tot hogere premies voor de overige deelnemers.

SGP-Kamerlid Dijkgraaf is blij dat uit de brief blijkt dat het plan om af te lossen met pensioengeld al met al uitvoerbaar lijkt. „Bij het pensioenakkoord hebben we hierover hard onderhandeld. Uitkomst was dat het kabinet bereid was deze mogelijkheid te bieden, mits het plan uitvoerbaar was. Dat blijkt nu, op een haar na, zo te zijn.”

Dat er voor deelnemers ook nadelen zijn, zoals een lager pensioen, noemt hij geen verrassing. „Dat hebben we altijd geweten en ook meegewogen. De SGP is er voorstander van dat mensen zelf kunnen bepalen wat ze met hun opgebouwde vermogen doen. Aflossen is geen verplichting, maar een uitbreiding van de keuzemogelijkheden. In bepaalde gevallen kan het erg goed uitkomen, wat de aantrekkende woningmarkt ook nog een extra impuls geeft.”

Ook de RMU is blij dat haar plan nog volop leeft, zegt voorman Peter Schalk. „De optie om voor aflossing pensioensaanspraken in te zetten in plaats van pensioenpremie is een goede variant op ons idee. De afgelopen decennia werkten de hypotheekfinanciering en de pensioenvorming als communicerende vaten. Nederlanders stelden veel inkomen uit naar de toekomst via pensioenopbouw om dat geld grotendeels weer terug te lenen voor de financiering van hun woning. Onze keuzemogelijkheid kan deze ongewenste ontwikkeling doorbreken.”