Wout van Andel: Ik heb een hekel aan voorspelbaarheid
Wout van Andel is sinds 2012 de vaste bespeler van het orgel in de Grote Kerk van Apeldoorn. Een veelkleurige baan: hij werkt mee aan cantatediensten, en speelt met een band.
Hij groeide op in een gereformeerd predikantengezin met zeven jongens en vijf meisjes. Wout kwam op de negende plek. „Mijn oudste broer speelde orgel in onze kerk in Rotterdam. Als jongetje van 3 zat ik naast hem op de orgelbank. Op kerstochtend werden we wakker geblazen met de kerstsuites van Jan Zwart, gespeeld door Feike Asma.”
Soms viel er een grap in de kerk te beluisteren. Van Andel: „Bert Matter is organist geweest in onze gemeente. Ik weet nog dat mijn vader op een zondag jarig was. Na de dienst speelde Matter een improvisatie waarin hij subtiel door de psalm de melodie van ”Lang zal hij leven” verwerkte. De liefhebber kon glimlachend vaststellen: hè, dat gaat ergens anders over.”
Twee broers van Van Andel studeerden theologie aan de Vrij Universiteit. Ze kwamen met „heel andere verhalen” dan gebruikelijk thuis, blikt Van Andel terug. „Het was de tijd van Kuitert en Wiersinga. Bij ons aan tafel werd over hun ideeën gediscussieerd. Mijn vader heeft nog met Kuitert gecorrespondeerd. Door deze discussies schoven we op naar de meer vrijzinnige hoek.”
Cantatediensten
In 2012 werd Van Andel benoemd tot hoofdorganist in de Grote Kerk van Apeldoorn. In deze protestantse gemeente is er elke zondag om 10.00 uur een dienst, waar zo’n 200 tot 250 mensen komen. Op de tweede zondag van de maand is er een ontmoetingsdienst, gericht op jonge mensen. Van Andel speelt op het orgel mee met een band. Niet dat hij deze liederen zo geweldig vindt, zeg hij. „Ik heb er helemaal niets mee, inhoudelijk niet, en muzikaal niet. Ze zijn allemaal zo voorspelbaar. Ze gaan het ene oor in en het andere weer uit. Ik heb altijd een hekel aan voorspelbaarheid in muziek gehad. Je ziet het ook bij veel muziek uit de late barok. Dan schrijft een componist twintig fluitconcerten, maar als je het eerste hoort, weet je de andere negentien ook. Ik ben in Apeldoorn als organist aangenomen op voorwaarde dat ik ook de diensten met de band meespeel. En daarom doe ik dat natuurlijk, anders moet je zo’n post niet aannemen. Ondanks mijn bezwaren vind ik het ook best leuk om mee te doen, omdat de bandleden zo enthousiast zijn én goed musiceren.”
Eén keer per maand is er in de Apeldoornse Grote Kerk op zondagavond een cantatedienst. Dan voert het Gelders Bach Collegium onder leiding van Wolfgang Lange een cantate van Johann Sebastian Bach uit. Van Andel maakt eigen liedbewerkingen voor deze diensten en gebruikt daarbij motieven uit aria’s van Bach.
De Duitse componist is dan ook een favoriet van hem. Van Andel nam onlangs een cd op in de Grote Kerk, en deze opent niet toevallig met het Preludium, Trio en Fuga (BWV 545b) van de Thomascantor. „Het programma van de cd is deels ingegeven door de veelkleurigheid van het prachtige instrument”, licht Van Andel toe, „maar ook omdat ik nu een aantal werken kon vastleggen van twee van mijn lievelingscomponisten, Bach en Duruflé. Bach omdat zijn muziek oneindig geniaal van structuur en zeggingskracht is, Duruflé vanwege de grote schoonheid van de harmonische kleuren in zijn werken.” De cd werd uitgebracht bij Tulip Records.
Opleiding
Als 4-jarige jongen begon Van Andel met pianoles. „Daar heb ik veel baat bij gehad”, blikt hij terug. „Sowieso de wijdheid van het klavier al. Ik merkte bij veel organisten op het conservatorium die piano als bijvak deden dat ze in de war raakten van het grote klavier. En ze speelden ook wat stijfjes. Aan het pianospelen heb ik een bepaalde soepelheid te danken.”
Op 11-jarige leeftijd stapte hij over naar het orgel. „In Rotterdam ging ik met de tram en de bus naar Jan Brandwijk, een aardige vent die heel gedegen orgelles gaf. In de Maranathakerk zat je achter de preekstoel in zo’n hokje te spelen.”
De puber Van Andel had twee hobby’s: muziek en techniek. „Ik rommelde veel met radiootjes en zo. Op een gegeven moment dacht ik: Ik ga nu eens advies vragen welke kant ik op zal gaan. In de Hoflaankerk in Rotterdam speelde ik voor de bekende musicus Arie Keijzer. Die zei: „Je speelt prima, het conservatorium kun je op je sloffen halen. Maar ik adviseer je om dat niet te doen, want jij bent niet bezeten van muziek.”
De jonge Wout studeerde drie maanden elektrotechniek in Eindhoven, maar de muziek bleef trekken. Korte tijd later ging hij alsnog naar het conservatorium in Utrecht. De orgelopleiding bloeide in de jaren zeventig volop. Je had in Utrecht vier voltijdsorgeldocenten en tientallen orgelleerlingen. Van Andel studeerde bij Nico van den Hooven. „Vanaf het begin wees Van den Hooven erop dat je bij het spelen zo weinig mogelijk spieren moet gebruiken. Hij was erg gericht op een zuiver toucher.”
Lespraktijk
Al tijdens zijn conservatoriumtijd ging Van Andel lesgeven op de muziekschool in Doorn. „Vroeger zag je vaak dat leerlingen gewoon op orgelles gingen”, zegt de musicus, die tegenwoordig zo’n twintig leerlingen heeft. „In veel gezinnen was orgelles een vast onderdeel van de opvoeding. Vanuit sommige gezinnen had je soms meerdere kinderen. Je had er dan tussen die het helemaal niet leuk vonden, maar toch moesten. Tegenwoordig kiezen leerlingen er meer voor, zodat de motivatie gemiddeld is toegenomen. Tegelijk heb ik nog steeds weleens leerlingen bij wie ik denk: Waarom studeer je niet, en kom je hier elke week voor mij zitten knoeien? Bij gevorderde leerlingen zeg ik altijd: Ik ben een extra stel oren voor je. Ik kan je helpen verschillende invalshoeken naast elkaar te zetten.”
Over de terugloop van de orgelcultuur in Nederland is Van Andel nuchter. „Ik vind dit een logische gang. Mensen zijn niet meer zo kerks en hebben dus ook niets met orgel. Natuurlijk heb ik het altijd prettig gevonden als iemand wel belangstelling had voor orgelmuziek. Maar ik kan me ook heel goed voorstellen als dat niet zo is. ’t Is net als met het uitsterven van dieren: komen en gaan, dat is de cyclus van het leven en van de natuur.”
Wout van Andel: van pianist tot organist
Wout van Andel (1953) kreeg vanaf zijn vierde jaar pianoles. Toen hij 11 was, ging hij op orgelles bij Jan Brandwijk. In 1973 begon hij de vakstudie orgel bij Nico van den Hooven aan het Utrechts conservatorium. Hij zette zijn studie enige tijd voort bij Ewald Kooiman te Amsterdam. In 1978 won hij het tweejaarlijkse Internationale Rijnstreek Orgelconcours in Nijmegen. Van Andel was tot december 2012 verbonden aan de protestantse gemeenten te Leusden en Driebergen. Sindsdien is hij organist van de Grote Kerk in Apeldoorn.
Meer informatie: www.woutvanandel.nl