Kerk(gebouwen) in Europa in verval - en of dat erg is
Van de bijna 15.000 historische kerken en andere „places of worship” in Engeland dreigen er zo’n 900 ernstig in verval te raken, maakte de erfgoeddienst English Heritage onlangs bekend. Met tal van kerkgebouwen in andere Europese landen staat het er niet beter voor. Een poging tot antwoord op drie vragen. Eén: is de situatie echt zo dramatisch? Twee: is het eigenlijk wel zo erg dat kerken verdwijnen? Je kunt toch ook in een huiskamer samenkomen? Drie: valt er nog een keer ten goede te verwachten?
Is de situatie echt zo dramatisch?
De Church of All Saints in Little Staughton, de Church of St. John the Evangelist in Bournemouth, de Camelford Methodist Church in Camelford, de Church of St. Peter in Flyford Flavell. Op de professioneel ingerichte website van de English Heritage zijn ze te zien, tientallen webpagina’s achter elkaar: de historische kerkgebouwen in Engeland die groot risico lopen in verval te raken. Of dat al zijn.
De Engelse erfgoeddienst rondde dit jaar een omvangrijk onderzoek af naar de staat van onder andere kerkgebouwen in het land. Daarvoor werkte de dienst nauw samen met de anglicaanse Kerk van Engeland, de Baptistenunie, de Methodistische Kerk en de United Reformed Church. Het overgrote deel van de kerken in Engeland behoort tot een van deze denominaties.
Hoewel de resultaten van het onderzoek niet helemaal uit de lucht kwamen vallen, schokken ze toch. Van de in totaal 14.775 geregistreerde kerkgebouwen en andere „places of worship” blijken er 887 (6 procent) het risico te lopen in –ernstig– verval te raken. Dat líjkt misschien nog wat mee te vallen, aldus de erfgoeddienst, maar daarnaast zijn er tal van bedehuizen waar maar iets mee hoeft te gebeuren of het gaat mis. „Regelmatig onderhoud is essentieel om te voorkomen dat deze gebouwen in een slechte of zeer slechte conditie raken.”
Sneltreintempo
Engeland staat niet op zichzelf, bleek korte tijd later tijdens een conferentie van het platform Future for Religious Heritage Association (FRH) in het Duitse Halle. „Europese religieuze gebouwen, waaronder kerken en synagogen, worden in sneltreintempo met de grond gelijkgemaakt of herbestemd”, vatte de Vlaamse nieuwsdienst KerkNet de boodschap van de conferentie samen. „Door het tempo en de ondoordachtheid waarmee dit gebeurt, dreigen kostbare religieuze monumenten definitief verloren te gaan.”
Het in 2011 opgerichte platform, dat kantoor houdt in Brussel, typeert zichzelf als het Europese netwerk voor historische bedehuizen. „FRH is een niet-religieuze organisatie, die openstaat voor iedereen, en leden heeft in meer dan dertig landen. Het is het enige netwerk van liefdadigheidsinstellingen, overheids-, religieuze en universitaire departementen dat werkzaam is in het behoud van roerend en onroerend religieus erfgoed in Europa.”
Een erfgoed dat „serieus wordt bedreigd”, zo kwam ook in Halle weer naar voren. En het gaat hier niet alleen om de –in totaal– 400.000 gebouwen die Europa telt (kerken, kapellen, kathedralen, kloosters, conventen), ook over de interieurs daarvan: schilderijen, fresco’s, zilverwerk, bibliotheken.
Nederland
Dat er in Nederland nog altijd heel wat kerkgebouwen zijn die ’s zondags (over)vol zitten, is in dit licht bijna niet te begrijpen. Toch is het ook daar de vraag hoe lang dit nog zo zal blijven. „In Nederland heeft 70 procent van de kerken te kampen met tekorten”, stelt het platform FRH vast. „Van de 1593 rooms-katholieke kerken zal rond 2020 een derde deel sluiten; rond 2025 twee derde deel. Het merendeel van de drie grote protestantse kerken vreest eveneens een golf aan kerksluitingen. Van de 150 kloosters die er op dit moment nog zijn, zullen er naar verwachting binnen tien jaar nog vijf over zijn.”
Eén lichtpuntje, wat de FRH betreft: uit een onderzoek onder 6000 Europese burgers –uit Nederland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, België, Polen en Zweden– kwam dit jaar naar voren dat de grote meerderheid (84 procent) van mening is dat „het gezamenlijke Europese religieuze erfgoed een uniek en essentieel deel vormt van Europa’s culturele erfgoed en een sleutel vormt tot de Europese identiteit.”
Is het nu zo erg dat een kerk verdwijnt?
In zekere zin misschien niet. Een kerk van God, schreef Johannes Calvijn, is dáár „waar we zien dat het Woord van God zuiver wordt gepreekt en gehoord, en de sacramenten worden bediend overeenkomstig de instelling van Christus.” En dan zijn kerkgebouwen weliswaar nodig, maar: binnen hun muren kan zelfs de antichrist zetelen.
De Geneefse reformator waarschuwde er dan ook voor dat wij de kerken „niet houden (gelijk men enige eeuwen lang begonnen is te doen) voor eigen woonplaatsen Gods, waar Hij ons van naderbij het oor leent, of aan de kerken de een of andere verborgen heiligheid toeschrijven, die maakt, dat ons gebed bij God heiliger zou zijn. Want daar wij zelf Gods ware tempelen zijn, moeten wij bidden in onszelf, indien we God in Zijn heilige tempel willen aanroepen.”
Toch is daarmee niet alles gezegd. Calvijn schreef zinnen als deze tegen de achtergrond van rijkversierde rooms-katholieke bedehuizen, vol goud en zilver. De situatie anno 2014 is een heel andere – met de ene na de andere (rooms-katholieke) kerk die moet sluiten.
Tegelijk krijgt binnen het protestantisme de gedachte meer en meer voet aan de grond dat het kerkgebouw er eigenlijk helemaal niet zo toe doet. En het dus ook niet zo erg is dat er kerken verdwijnen. De –sfeervolle– huiskamer voldoet misschien wel zo goed.
Thin places
Iemand die zich hartstochtelijk tegen deze gedachte verzet, is de bekende anglicaanse theoloog N. T. (Tom) Wright – onlangs in Nederland. In zijn boek ”Surprised by hope” (2008) neemt hij het juist op voor het aloude kerkgebouw. „Voor veel mensen”, schrijft Wright, „houden nieuwe vormen van geloof in: geen kerkgebouwen meer, geen kerkdiensten meer als zodanig, zeker niet met een traditionele liturgie, geen vaste tijden of dagen meer.” Zijn lezers zullen nu wel denken dat hij het –in het licht van zijn denken over de missie van de kerk– met hen eens is. „Zo ja, dan ben ik bang dat ik hen ga teleurstellen.”
Nadrukkelijk vraagt Wright vervolgens aandacht voor kerken als „thin places”: plaatsen waar „het gordijn tussen hemel en aarde bijna doorzichtig lijkt.” Kerkgebouwen bieden ook geen ruimte voor een „terugtrekken uit de wereld; ze vormen juist een bruggenhoofd in de wereld.” En zou een oud kerkgebouw het getuigenis van het Evangelie in de weg staan? Het tegendeel is misschien wel waar, aldus Wright. Juist zo’n godshuis waar de eeuwen door (onder meer) is gebeden, roept bijna zélf op tot volgen, meedoen. En vergeet ook de kerkklok niet, die zijn klanken „over de slapende stad uitstrooit, en zo iedere keer weer verwijst naar de heerschappij van Jezus, of mensen nu luisteren of niet.”
Valt er nog een keer ten goede te verwachten als het gaat om de toekomst van kerkgebouwen in Europa?
Eigenlijk niet. „Doch de Zoon des mensen”, vraagt Christus in Lukas 18:8, „als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?”
„Deze tekst spookt mij steeds vaker door het hoofd”, schrijft prof. dr. H. J. Selderhuis deze week in het christelijke gereformeerde orgaan De Wekker. „Ik weet, „spoken” past niet zo bij Bijbelteksten, maar ik meen het wel als ik zeg dat deze tekst mij toch regelmatig bang maakt. Bang omdat ik zo veel kerken zie die geen kerk meer zijn. Ik bedoel kerkgebouwen die winkel, appartementencomplex of culturele evenementenhal geworden zijn. Bang ben ik ook omdat ik zo veel lege kerken zie. Kerken waar ik zelf lid van ben, waar ik zelf voorga, maar ook kerken die anders reformatorisch, anders protestants of die rooms-katholiek zijn. De tekst maakt mij bang als ik getallen zie van mensen die bij de kerk weggaan, die als lid bedanken, die naar die akelige rubriek ”geen kerk” gaan. Bang ben ik als ik vanaf de preekstoel de lege plaatsen zie, ’s morgens, maar vooral ’s middags.”
Zeker, vervolgt de Apeldoornse hoogleraar, „ik weet ook wel dat er kerken zijn waar het vol zit, en dat er ook nieuwe kerken gebouwd worden. En dat mensen tot geloof komen en zich bij de kerk aansluiten. Daar ben ik dankbaar voor. Maar ik blijf wel bang. Het is immers nogal een vraag van Jezus.”
Overdracht
Grote zorgen maakt zich ook Heinrich Bedford-Strohm, de vorige week aangetreden raadsvoorzitter van de Evangelische Kerk in Duitsland (EKD). In een interview met de nieuwsdienst Idea merkte de ‘chef’ van de Duitse volkskerk op dat „we meer moed zouden moeten hebben om mensen enthousiast te maken voor het Evangelie.”
Bedford-Strohm refereert aan het eerder dit jaar verschenen EKD-rapport ”Engagement und Indifferenz”, over „kerklidmaatschap als sociale praktijk.” Lange tijd, schrijven de auteurs daarvan, is gedacht dat je ook wel geloven kunt zonder naar de kerk te gaan. Maar de praktijk wijst inmiddels uit dat er bij deze „these” de nodige kanttekeningen moeten worden geplaatst. En: ouders die (steeds) losser ten opzichte van de kerk komen te staan, moeten niet verwachten dat hun kinderen het christelijk geloof vasthouden. „In alle nuchterheid moeten we zeggen: wie eenmaal weg is, komt als regel niet terug, maar neemt ook zijn gezin, kinderen en later kleinkinderen mee. De „religieuze niet-socialisatie” wordt doorgegeven, de godsdienstige onverschilligheid alleen maar sterker.”
Wat te doen? Bedford-Strohm ziet hier een taak liggen voor kerk, school en kinderdagverblijf. „Laten we daar de oude Bijbelse verhalen vertellen als dat in de gezinnen niet meer gebeurt.”
Lees ook:
Europeaan ziet belang kerkgebouw
Het levende Woord in het middelpunt