Hervormd Hagestein zoekt aansluiting bij dorpscultuur
Met z’n zessen komen ze op een vrijdagmorgen de hervormde kerk van Hagestein binnengestommeld. Het zijn leerlingen van de openbare basisschool Meester Vos. De meesten hebben nog nooit een kerk vanbinnen gezien. Ds. M. van Dam, de plaatselijke predikant, vertelt: „Het oudste stuk van deze kerk was er al in de tijd van de ridders en de kastelen.”
Ds. Van Dam geeft elke week drie kwartier Bijbelles op de openbare basisschool. Die school is er voor het hele dorp. „De meeste ouders waarderen het als hun kinderen wat van de Bijbel meekrijgen. We nodigen de leerlingen dan ook uit voor de jaarlijkse vakantiebijbelweek, of om eens op onze jeugdclub te komen kijken. Met de schoolleiding heb ik afgesproken dat het bij het programma hoort dat ze tweemaal per jaar, op bid- en dankdag, de gelegenheid krijgen om de kerkdienst bij te wonen. De jongste kinderen komen vooraf even in de kerk kijken. Anders is het allemaal zo nieuw voor hen.”
Psalmen uit een boek
Als alle zes leerlingen onder de kansel zitten en verwachtingsvol rondkijken, zegt ds. Van Dam: „In de tijd van ridders en kastelen waren er al mensen die in God geloofden. Ze wilden graag een eigen gebouw, om samen de Bijbel te lezen, en om met elkaar te luisteren naar wat God tot hen wilde zeggen. Toen is deze kerk gebouwd.”
Wat dat voor grote kast is, daar achterin, wil er eentje weten. „Dat is het orgel. We gaan er straks even kijken.”
En die letters, daar op dat bord: ”Ps.”, wat betekent dat? „Zondags kun je op dat bord zien wat we gaan zingen. ”Ps.” betekent psalm. Zondags staat daar een nummer achter, van een psalm uit een klein boekje.”
De predikant vraagt aan een jongetje, Lars, of hij wat van die zwarte boekjes wil uitdelen, en aan een meisje, Jenke, of ze met de collectezak rond wil gaan. Jenke zal geld ophalen voor de arme mensen.
Ook voor de doopvont is er aandacht. „Kijk, in dit bakje zit water. Mensen die in God geloven willen graag dat hun kindjes worden gedoopt. Als er wordt gedoopt, maak ik het voorhoofdje van dat kindje nat met wat doopwater.”
De preekstoel moet eveneens worden bekeken. Vol ontzag bezien de kinderen de houten kansel. „Die is al heel oud”, zegt er een. „Hij roest al”, constateert een ander.
Wat is nu het allerbelangrijkste wat je in de kerk kunt zien, vraagt ds. Van Dam boven op de preekstoel. „Het boek dat hier ligt, is het boek van God. Daarin kun je alles lezen over God. Wat de dominee zondags zegt, heeft hij niet zelf verzonnen. Lang geleden is dat allemaal in dit boek opgeschreven. Daar heeft God Zelf voor gezorgd.”
De kanselbijbel wordt van de lezenaar gepakt en naar beneden gedragen. Zes kinderkopjes buigen zich eerbiedig over het oude boek. „Mijn opa en oma hebben ook zo’n boek”, geeft een van hen aan. „Míjn opa ligt buiten de kerk begraven”, zegt een meisje.
Missionaire opdracht
Ds. Van Dam, sinds 2010 predikant van de hervormde gemeente in Hagestein, hield zich al tijdens zijn theologiestudie in Utrecht bezig met de missionaire opdracht van de kerk. Drie jaar werkte hij voor de IZB (voor zending in Nederland) in een nieuwbouwwijk in het Brabantse dorp Sprang-Capelle. Hij schreef de praktisch-theologische scriptie ”Drempels en kansen; missionair werk in de contekst van het dorp”.
„Evangelisten in grote steden proberen in contact te komen met buurtbewoners, willen met hen kennismaken. Maar in een dorp kent iedereen iedereen. Er bestaat al een netwerk van relaties. In de kaartenbak van een hervormde gemeente vind je actieve leden en niet-actieve leden, mensen die je op zondag in de kerk ziet, maar ook een grote groep mensen die je nooit ziet. Al die mensen zijn belangrijk.”
De beslotenheid van een dorp heeft voor missionair werk ook nadelen, weet de predikant. „Er zijn veel gezinnen van wie je je gewoon niet kunt voorstellen dat ze ooit een kerkdienst zullen bijwonen. Mensen die op zondagmiddag bijvoorbeeld in de kantine van het voetbalveld achter de bar staan. Je zou kunnen zeggen: In een dorp zijn de kaarten al geschud. Je kent de mensen die misschien openstaan voor het Evangelie, én de mensen die daar niet voor openstaan. Als je niet oppast, dreig je die laatste groep mensen over het hoofd te zien.”
Ds. Van Dam hecht aan een goede band met alle inwoners van Hagestein. „Dat hoort bij het ambt van dorpspredikant. Hagesteiners kennen mij, weten dat ik de dominee ben, want ik ben hier de enige die doordeweeks in een pak loop en een stropdas draag. Ik probeer er voor iedereen te zijn, bij ziekte of verdriet. Of ze nu in de kerk komen of niet.”
Dorpsbewoners hebben een gemeenschappelijk belang. „Iedereen wil dat Hagestein een fijn dorp is om te wonen. Dat geeft iets saamhorigs, dat bindt samen. De Heere Jezus maakte daar ook gebruik van toen Hij rondtrok door Galilea. Hij was bewogen met de schare en genas de zieken.”
Bij veel activiteiten in het dorp probeert ds. Van Dam aan te haken. „Als de Oranjevereniging een volleybaltoernooi organiseert, wordt de kerk daar ook voor uitgenodigd. Met mijn catechisanten doe ik dan mee. Dat vinden de mensen prachtig. Hé, een dominee die kan volleyballen! Mensen waarderen zoiets. En de relaties die je daaraan overhoudt zijn belangrijk voor de verbreiding van het Evangelie. Hier liggen voor de kerk nog heel wat kansen.”
Laagdrempelig
Er is veel laagdrempeligheid nodig, wil het Woord kunnen landen bij niet-kerkmensen. „Daar was de Heere Jezus ook mee bezig. Hij zat gerust met tollenaars en zondaars aan tafel, maar vertelde ondertussen wel kort en goed waar het op aankwam. Dat probeer ik ook te doen. Dan zeg ik hetzelfde als op zondag in de kerk, maar ik doe het wel anders. In de kerk zeggen we: „Alzo spreekt de Heere, dus zo is het.” Op straat zeg ik eerder: „Zo is het voor mij. Misschien zou het ook voor u iets kunnen zijn.” Als ik de boodschap van de Bijbel maar kwijt kan.
In dat spanningsveld sta je ook in veel rouwdiensten. Dan heb je veel mensen onder je gehoor die niets van de Bijbel weten. Wat ik dan kwijt wil, is: „Meneer, mevrouw, u kunt niet buiten het geloof in Jezus Christus. Ik hoop dat u Hem gaat zoeken. En áls u dan zoekt, dan kunt u niet om de Bijbel heen, en dan kunt u ook niet om de kerk heen.”
In een stad zijn de contacten vaak vluchtig, verliezen mensen elkaar al snel uit het oog. „Zo is het op het dorp niet”, zegt ds. Van Dam. „Wie hier eenmaal woont, blijft hier meestal wonen. Je hoeft dus niet alles in één gesprek te zeggen. Dit is vaak langetermijnwerk.”
De kerk was vroeger het centrum van het dorp. „Wat toen een vanzelfsprekendheid was, daar moeten we nu ons best voor doen. Als de plaats van de kerk helemaal weg is, komt die niet meer terug.”
Predikant worden
In de kerk is inmiddels de kansel bekeken, boven bij het orgel zijn toetsen aangeraakt en registers bijgetrokken. Op naar de consistorie.
Daar pakt ds. Van Dam zijn toga uit een kast. „Als ik in de kerk over de Bijbel ga vertellen, doe ik eerst deze toga aan. Kijk, zo doe je hem dicht.”
Dan zegt hij: „Toen ik in groep 3 zat, wist ik al dat ik dominee wilde worden.” Waarop een van de jongens zegt: „Dat wist ik al toen ik nog maar net geboren was.”
Ds. Van Dam, verrast: „En nu?”
„Nee, nu niet meer.”
„De Dorpskerk verdient een plaats in het dorp”
De hervormde gemeente in Hagestein is een orthodoxe gemeenschap met een trouwe kern in alle leeftijden, zegt A. P. Noteboom, voorzitter van de evangelisatiecommissie van de hervormde gemeente. „De gemeente is groot genoeg om naast de traditionele diensten op zondag ook doordeweeks voor alle leeftijden iets te kunnen bieden. Speerpunt voor de kerk is om in de spanning te staan van een helder en radicaal Evangelie enerzijds en hart voor het dorp anderzijds.”
Het Evangelie is echt de moeite waard, vindt Noteboom. „En dat steken we in Hagestein niet onder stoelen of kerkbanken. Als kerk in dit dorp willen we in de eerste plaats aansluiten bij de dorpscultuur, niet zozeer bij wat er in de breedte wordt verstaan onder de geseculariseerde samenleving.”
In Hagestein is maar één kerk, de Dorpskerk. „En die verdient dus een plaats in het dorp. We hebben een traditioneel karakter, maar richten de blik naar buiten. We proberen met activiteiten en in persoonlijke contacten in gesprek te blijven met de mensen uit het dorp, om zo onkerkelijken te bereiken. De kerk probeert daarbij aan te sluiten bij wat er al gebeurt. Op de jeugdclub komen nu bijvoorbeeld diverse kinderen die weliswaar niet in de kerk komen, maar worden meegenomen door vriendjes.”
Noteboom ziet het als taak van de kerk om de eigen gemeenteleden toe te rusten om ook zelf mensen te betrekken bij het geloof. „Deze winter hebben we een gemeenteavond over discipelschap in de gemeente. Ds. Van Dam geeft daar in het voorjaar een vervolg aan met een cursus voor gemeenteleden.”