De situatie in Guinee is „zorgwekkender” dan in Liberia, dat ook is getroffen door ebola. Daar lijkt de toename van het aantal besmettingen iets terug te lopen. Ook is de nationale coördinatie redelijk goed op orde.

Dat hebben de ministers Lilianne Ploumen (Ontwikkelingssamenwerking) en Jeanine Hennis (Defensie) woensdag aan de Tweede Kamer geschreven. Ze baseren zich op informatie van de Nederlandse ebola-gezant Hans Docter, die in Liberia en Guinee is geweest.

Hij was woensdag in Sierra Leone. Daar kwam dinsdag een Nederlands marineschip met hulpgoederen aan. De Karel Doorman zet woensdagavond koers naar Guinee en vaart daarna nog door naar Liberia.

In de haven van Freetown, de hoofdstad van Sierra Leone, zijn eerder op de dag 92 voertuigen, 20 containers en 10 pallets met hulpgoederen uitgeladen, aldus Defensie. De Karel Doorman had in totaal ruim 1200 ton spullen aan boord, waaronder tientallen vrachtwagens, auto’s en ambulances, miljoenen handschoenen en onder meer mobiele laboratoria, beschermende kleding voor artsen en veldhospitalen. De hulpgoederen zijn behalve uit Nederland ook afkomstig uit acht andere Europese landen.

Om te voorkomen dat de Nederlandse bemanning van het schip besmet raakt met ebola, gelden strenge procedures. Het belangrijkste is dat de Nederlanders geen enkel lichamelijk contact met de lokale bevolking mogen hebben. Ruim vijftig mariniers zorgen voor de beveiliging en verkennen de havens waar het schip aanlegt.

Volgens Ploumen en Hennis blijft er in de getroffen landen veel behoefte aan medisch en technisch personeel. Op allerlei manieren wordt er geprobeerd specialisten te werven om uit te zenden.