Turkse Koerden in Irak mogen terug
Turkse Koerden die aan het begin van de jaren ’90 naar Irak vluchtten voor de gevechten tussen het Turkse leger en Koerdische rebellen, zullen naar Turkije terugkeren.
Daarover hebben Turkije, Irak, de Verenigde Staten en het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) vrijdag in Ankara overeenstemming bereikt.
De overeenkomst treedt in werking als die door alle betrokken partijen is geratificeerd. Het akkoord voorziet in een „vrijwillige terugkeer in veiligheid en waardigheid”, aldus de zegsman.
De meeste vluchtelingen, negenduizend, wonen in het voormalige vluchtelingenkamp Makhmur ten zuidwesten van de Noord-Iraakse stad Irbil. Het kamp werd in 1997 door de VN-vluchtelingenorganisatie opgegeven omdat het was overgenomen door Koerdische rebellen. De andere 3000 wonen verspreid over Noord-Irak.
Turkije had bij de Verenigde Naties lang aangedrongen op sluiting van het kamp. Volgens Ankara werd het door de PKK-opstandelingen gecontroleerd, die de terugkeer belemmerden van Koerden die dat wilden.
De vluchtelingen worden over de bijzonderheden van hun repatriëring ingelicht zodra de overeenkomst is getekend, zei Raymond Hall van de UNHCR. Zij gaan terug naar de dorpen in Zuidoost-Turkije die zij destijds in VN-konvooien hebben verlaten, zei Hall. Hun veiligheid wordt gewaarborgd.
Sinds 1991 zijn duizenden Turkse Koerden naar Irak gevlucht om te ontsnappen aan het bloedige conflict tussen het Turkse leger en de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). De PKK begon in 1984 een gewapende strijd voor zelfbestuur in het oosten van Turkije. Hierbij zijn meer dan 36.000 mensen omgekomen.