Uitstel coupeerverbod schapen omstreden
Elk schaap komt met een staart ter wereld. Lang mocht bij lammeren de staart worden gecoupeerd. Tot in 2001 het coupeerverbod van kracht werd. Schapenhouders zeggen zich niet aan de wet te kunnen houden, de minister geeft (wat) toe, de Dierenbescherming is „onthutst.”
Schapen missen vaak hun staart, net als honden en sommige paarden. Sinds 1996 is er het zogenaamde ”Ingrepenbesluit”, dat voorzag in een overgangstermijn en een wettelijk coupeerverbod vanaf 2001. In de overgangstijd konden de schapenhouders zoeken naar wegen om bij niet-couperen de risico’s te beperken die het dragen van een staart met zich meebrengt.
Want daar draait het om, in elk geval bij schapen. Een staart kan een bron zijn van ziekten. Schapenhouders klagen vooral over de ziekte Myasis, die het inkorten van de staarten nodig zou maken. Vliegjes leggen eitjes in de met mest besmeurde omgeving van de anus. Maden beginnen daarna hun vraatzuchtige rooftocht en kunnen -wanneer niet wordt ingegrepen- het schaap zwaar toetakelen en zelfs te gronde richten.
„Ik heb het zelf wel eens bij een kudde verwaarloosde schapen gezien”, zegt Niels Dorland, woordvoerder van de Dierenbescherming. „Onder de vacht aan de achterkant keek je in een gapend gat vol krioelende maden.” Het ingrijpen van de Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID) blijkt in het geval van verwaarloosde schapen het meest voor te komen in Noord-Nederland.
Het ”Ingrepenbesluit” van 1996 was duidelijk, net als het verbod vanaf 2001. LPF-kamerlid Wien van den Brink diende echter recent een motie in waarin hij vroeg de wet terug te draaien. De Tweede Kamer steunde hem in meerderheid en landbouwminister Veerman zwichtte (deels) voor de druk van Kamer en schapensector. Hij voorzag opnieuw in een overgangsperiode, nu tot september 2006. „Straks zijn we dus tien jaar verder”, zegt Dorland.
Veerman polste eind december 2003 de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) over het couperen van staarten. Het antwoord was: „We hebben geïnventariseerd bij dierenartsenpraktijken in het land, maar die kregen nauwelijks klachten over ziekten die zouden ontstaan door niet-gekorte staarten. Wel lijken vooral de grote schapenhouders onderling te klagen over het verbod.”
Dorland geeft aan wat ook de KNMvD met zo veel woorden zegt: „Het is een kwestie van geld. Extra inspanning die houders moeten plegen om ziekten tegen te gaan, kost ze extra geld. Veerman schrijft aan de Kamer op grond van het KNMvD-rapport dat schapenhouders weinig last zullen hebben van ziekten als ze hun dieren op tijd scheren, goed voeden, op tijd ontwormen, vliegen bestrijden en ”graslandmanagement” toepassen.”
Nu er tot 1 september 2006 toch weer mag worden gecoupeerd, ziet Dorland de bui al hangen. „Dat zijn drie volle lammerseizoenen, en dan komen de schapenhouders straks weer met dezelfde argumenten, voor een nieuwe ronde uitstel. Van uitstel komt afstel en dat mag toch echt niet gebeuren.”
Nederland telt ongeveer 15.000 schapenhouders, voor de helft aangesloten bij boerenorganisatie LTO Nederland. Gezamenlijk houden zij zo’n 1,4 miljoen schapen. Het afzetten van de staarten gebeurt doorgaans door de boer zelf. Door een elastiek strak om de staart te binden, wordt de bloeddoorvoer verhinderd en sterft de staart af. Het couperen gebeurt ook wel met een speciaal schaartje, zegt een LID-woordvoerster.
Een paar ”staartkwesties” die de LID sinds 2001 opspoorde, kwamen voor de rechter. In één geval ging de schapenhouder vrijuit op grond van z’n hoge leeftijd, in een andere zaak werd een boete opgelegd van 300 euro, en een aantal zaken moet nog voorkomen”, aldus de LID-zegsvrouw.
Rein Boersma, voorzitter van de vakgroep schapenhouderij van LTO Nederland, is erg te spreken over het voorlopige uitstel, al vindt de sector het jammer dat er nog geen definitieve oplossing is. „We hebben nu twee seizoenen gehad zonder couperen, en veel bedrijven melden bij ons wél problemen. Vooral ooilammeren zijn gevoelig, omdat zowel de mest als de urine de achterkant snel bevuilt. Vaak blijven ze daar nat.”
De sector is heel terughoudend met couperen, zegt Boersma, „maar voor het dierenwelzijn is een ingreep op jonge leeftijd verantwoord, als je die afzet tegen de levenslange welzijnsproblemen die ontstaan als de staart eraan blijft. Extra complicatie op dit moment is het feit dat een goed middel tegen vliegmaden uit de handel is genomen en er nog geen alternatief voorhanden is.”
De drie seizoenen respijt die de sector kreeg van Veerman zijn, vreest Boersma, te kort om via bijvoorbeeld fokprogramma’s iets aan het probleem te doen. „Schapen met minder wol, met kortere staarten: ook in de periode 1996-2001 is al wel het nodige gebeurd op dat terrein. Er zijn perspectieven, maar niet voor binnen enkele jaren. De problemen blijven voorlopig bestaan.”
Als het verbod in 2006 definitief van kracht zou worden, dan vreest Boersma voor het voortbestaan van bepaalde langharige rassen. „Juist onder hobbyschapen komen die voor. Dat zou dan betekenen dat je veel hobbydierenhouders van hun ideale schaapje zou moeten ontdoen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.”