„Een krachtig gebed van de rechtvaardige vermag veel. Elia was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort.”

Het is een krachtig gebed, als een bidder met een vol hart komt. „Ach Heere”, zegt hij, „ik kan niet langer zwijgen, mijn hart is vol, ik ben vol van woorden.” De ogen, de handen, de knieën, de mond, het hart: ze bidden allemaal. Hij is een ernstig aanbidder (Zefanja 3:10 en Lukas 22:44).

Ook de Heere Jezus bad zo ernstig. Met Hanna gieten deze bidders hun hart en hun ziel uit voor het aangezicht van de Heere (1 Samuel 1:15). Waar het een krachtig gebed is, daar pleit men aanhoudend. Men kan niet ophouden. Zij zullen wel zeggen: „Wijs toch mijn aangezicht niet af, ik kan het gemis niet dragen, wat zou U met Uw grote Naam doen, als U het mij weigert?” Mozes zei: „Delg mij liever uit Uw boek” (Exodus 32:32). En Paulus: „Ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn voor mijn broederen” (Romeinen 9:3).

Aan onze vaders, Heere, hebt Gij zulke wonderen gedaan, Gij zijt nog dezelfde God. Dat is zulke bidders eigen, waar u die vindt of ziet: al hun behoud stellen zij in de Heere Jezus, en door de Zoon Gods willen zij tot God naderen, want Hij is de enige Weg, de Waarheid, en het Leven (Johannes 14:6). Zo bidden zij om verlossing, en dat, zeggen zij, om de Zoon, Die Gij U gesterkt hebt (Psalm 80:16). Hoor ons, zie en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden (Psalm 84:10).

B. Smijtegelt, predikant te Middelburg (”Een woord op zijn tijd”, 1761)