Regelmatig leven naar de Regel van Benedictus
Bijna vijftien eeuwen geleden formuleerde een monnik in Italië een leidraad voor het kloosterleven. De Regel van Benedictus inspireerde in de loop der eeuwen talloze mannen en vrouwen die in afzondering hun leven aan God wilden wijden. De nieuwste uitgave van de regel wil echter juist de hedendaagse seculiere mens bereiken.
Rond 530 schrijft Benedictus van Nursia in het klooster op de berg Montecassino (tussen Rome en Napels) zijn richtlijn voor het kloosterleven. Hij maakt daarbij gebruik van eerdere kloosterregels en -tradities uit Oosten en Westen, zoals de anonieme Regel van de Meester en de richtlijnen van onder anderen Basilius van Caesarea en Augustinus.
In zijn regel geeft Benedictus na een proloog instructies voor het kloosterbestaan: leven onder een regel, een abt en een gelofte. Vervolgens beschrijft hij de basishouding van de monnik: die bestaat uit gehoorzaamheid, zwijgzaamheid en nederigheid. Uitgebreid komt de invulling van de dagelijkse gebedsdiensten aan de orde. Veel praktische zaken over het samenleven in een klooster passeren daarna de revue. In het laatste deel staan de deugden van de monnik centraal.
Deze ”Regula Benedicti” gaf destijds een belangrijke impuls aan het opkomende monnikendom in het Westen en kreeg een brede verspreiding door Europa. Benedictus wordt daarom wel de vader van het kloosterleven in de Latijnse Kerk genoemd. Talrijk is het aantal vertalingen en edities van de regel.
Toch verschijnt er zaterdag opnieuw een uitgave. In de Sint-Willibrordsabdij in Doetinchem presenteert uitgeverij Damon (Budel) het boek ”Regel. Richtsnoer voor monastiek leven”. De vertaling is van de hand van dr. Vincent Hunink van de Radboud Universiteit Nijmegen, terwijl de tekst is ingeleid en van aantekeningen voorzien door kloosterling Thomas Quartier en monnik Guerric Aerden.
Houvast
Vertaler dr. Hunink (1962) vertelt dat de Regel al sinds zijn studententijd een rol speelt in zijn leven. „Ik ben rooms-katholiek opgevoed. In de loop van mijn studie stuitte ik per ongeluk op deze Regel. Ik ben er braaf elke dag een stukje uit gaan lezen en wat ik las, trok me. Wat dat was? Het geheimzinnige van deze richtlijn is dat het een strak schema lijkt, maar dat hij meer wil zijn. Het is geen wetboek of dictaat. In feite ademt de regel een heel andere geest. Hij wil houvast en steun geven in het dagelijks leven.”
Voor uitgeverij Athenaeum vertaalde Hunink een aantal teksten uit het Latijn. Op enig moment vroeg hij of het geen idee was de Regel van Benedictus voor een breder publiek toegankelijk te maken. Die vertaling kwam er, in 2000: een laagdrempelige uitgave met weinig toelichting. Welk publiek Athenaeum op het oog had? Hunink: „Zeg maar het NRC-publiek. Mensen met een degelijke vooropleiding, geïnteresseerd in de westerse cultuur, inclusief de christelijke traditie. Er zijn wel zes drukken verschenen, zo’n 7000 exemplaren.”
Voor de uitgave van Damon is nu Huninks vertaling opnieuw gebruikt, maar deze keer uitvoerig geannoteerd en ingeleid. Niet door Hunink, maar door ingewijden uit het kloosterleven. „Het was heel leuk om met Thomas Quartier en Guerric Aerden samen te werken”, aldus Hunink. „Dat past wel bij deze Regel: om de competentie van anderen in te schakelen.” De nieuwe uitgave vormt een onderdeel van de serie ”Middeleeuwse Monastieke Teksten” van Damon.
Dagritme
Wat zien mensen van nu in een kloosterregel van vijftien eeuwen geleden? Hunink: „Ik denk het fraaie soort dagritme. Het goede en schone; je kunt het ook God noemen. Mensen zien blijkbaar in dat er grotere waarden zijn dan consumeren en verteren. En ook de waarde van het gemeenschapsleven.”
Volgens Hunink kan de Regel heel makkelijk vertaald worden naar het leven van alledag. „Als Benedictus voorschrijft dat de keldermeester in het klooster met aandacht zijn werk moet doen en zuinig moet zijn, dan houdt dat mij de spiegel voor: Doe ik de dingen met de juiste aandacht en liefde? Als ik in de ict-sector werk en computers verkoop, heb ik dan respect voor mijn klant? Benedictus schrijft dat een abt niet gericht mag zijn op zijn eigen voordeel. Dat is makkelijk te vertalen naar de manager die zichzelf niet met bonussen mag verrijken, maar het welzijn van zijn personeel op het oog moet hebben.”
Nederigheid en zwijgzaamheid zijn nu niet deugden die anno 2014 populair zijn, erkent Hunink. „Zwijgzaamheid kan ik nog wel vertalen: Waarom moet ik altijd met mijn grote mond vooraan staan? Onderdanigheid vind ik moeilijker; je wilt je niet klein laten maken. Maar wat je er wel uit kunt leren, is dat je niet te groot moet zijn om een advies van iemand aan te nemen. Ik ben niet de koning van alles.”
Dat de Regel van Benedictus na zo veel eeuwen nog steeds mensen aanspreekt, getuigt volgens de vertaler van „de klasse en grootheid” van de auteur. „Het was niet de eerste regel. Maar als je bijvoorbeeld de Regel van de Meester, het directe voorbeeld voor Benedictus, bekijkt, dan zie je direct het verschil: dat is echt een wetboek. Bij Benedictus is het echter niet dichtgetimmerd: hij biedt houvast, maar zorgt tegelijk dat er ruimte blijft. Mooi is bijvoorbeeld dat hij, wanneer hij tot in detail heeft verteld hoe de psalmen dagelijks moeten worden gezongen, aan het eind schrijft: als iemand een andere volgorde wil hanteren, is dat ook goed. Geweldig! Hij geeft een systeem, maar zegt tegelijk dat het maar relatief is.”
Sommige zaken, zoals lijfstraffen, werken vervreemdend, zegt Hunink. „Maar ook dan merk je dat Benedictus uit mededogen schrijft. Mensen moeten een tweede kans krijgen. De hele Regel is met een warm hart geschreven, met steeds als doel de eenheid en het welzijn van de gemeenschap.”
Moeilijk te overtreffen
Inleider Guerric Aerden, monnik van de abdij van Westmalle (zie kader), noemt de Regel van Benedictus een „diep-spirituele tekst” die ook niet-christelijke en ongelovige mensen kan aanspreken. „Mensen leven vandaag de dag in een amalgaam van denkstromingen, mobiliteit en informatie. Spiritualiteit is een soort supermarkt geworden. Juist in zo’n context kan een geregeld, geordend leven heel behulpzaam zijn.” Hij zegt er zeker van te zijn dat veel mensen op zoek zijn naar een diepere dimensie in het leven. „Deze oude tekst van Benedictus vormt dan een onuitputtelijke bron van hoe je een transcendente dimensie kunt geven aan het gewone maatschappelijke leven.”
Veel van de Regel is niet toepasbaar voor mensen die niet in een klooster leven, erkent de monnik. „Maar je kunt een aantal dingen wel inbouwen. Een stuk stiltebeleving bijvoorbeeld, en een nederige levenshouding. Gehoorzaamheid ook, een kernwaarde in deze regel. En heel fundamenteel: luisterbereidheid.”
Hoe het mogelijk is dat een richtlijn uit de 6e eeuw nog zo actueel kan zijn? „Dat komt doordat deze regel geen egodocument is van ene Benedictus, maar de neerslag vormt van eeuwenlange ervaring. De Regel geeft zijn boodschap niet zomaar prijs. Er zitten veel lagen in. Een paar honderd jaar ervaring van oosterse en westerse monniken komt in deze regel in een geweldige synthese bij elkaar.”
De bijzondere balans die Benedictus weet te vinden, het evenwicht, maakt volgens Aerden dat deze regel in de monastieke wereld nooit overtroffen is. „Er zijn wel andere regels. De bedelorden bijvoorbeeld, franciscanen en dominicanen, hebben hun eigen regel. Zij zijn ook meer op een pastoraal leven gericht. Maar in zijn genre is de Regel van Benedictus een unicum en moeilijk te overtreffen.”
De Regel in Westmalle
De abdij van Westmalle, een klooster in de buurt van Antwerpen, behoort tot de orde van de trappisten. „Wij zijn rurale monniken”, zegt de cisterciënzer monnik Guerric Aerden (1955). „Wij wonen nooit in de stad maar altijd op het platteland. We hebben in feite een grote boerderij met veel vee. Verder doen we aan handenarbeid: bier brouwen, kaas maken, brood bakken.”
De Regel van Benedictus is nog altijd het uitgangspunt voor de abdij. „Niet in detail, want veel dingen zijn tijdgebonden. Maar wel in grote lijnen. Wij leven in gemeenschap; we zijn geen kluizenaars. We leven onder de Regel en onder een abt.” Drie grote pijlers geven structuur aan het dagelijks leven: de handenarbeid, het koorgebed (”opus Dei”, werk Gods) en de ”lectio divina” (het mediterend lezen van Bijbel en kerkvaders).
Aerden heeft in de abdij de functie van novicemeester en cantor. „Dat laatste betekent dat ik de schola leid, die de Latijnse stukken voorzingt tijdens de koorgebeden. Ik probeer het muzikale aspect van het koorgebed op peil te houden. Ook geef ik wekelijks zangles.”
De Regel van Benedictus schrijft overdag zeven koorgebeden voor, naast het nachtelijke officie. „Nu hanteren wij niet de tijdsaanduiding van toen. Ons leven is ook complexer met zaken als internet en telefoon. Bovendien waren er bij Benedictus werklui in het klooster die het werk deden, zodat de eigenlijke monniken zich konden wijden aan het koorgebed.”
In de abdij van Westmalle is het geheel daarom ingekort. Het nachtelijk koorgebed is om 4.15 uur. Om 7.00 uur zijn de lauden. De terts wordt om 10.45 uur gehouden, waarbij ook de eucharistie wordt gevierd. ’s Middags zijn er de none (14.00 uur) en de vespers (17.15 uur), waarna de dag met de completen (19.30 uur) wordt afgesloten.
Worden alle psalmen elke week gezongen? Aerden: „Wij zingen de psalmen in twee weken. Dat is in bijna alle kloosters zo. Tijdens de nachtgetijden klinken bij ons bijvoorbeeld geen twaalf maar zes psalmen. Dat heeft ermee te maken dat het Latijn van vroeger veel meer samengebald is. Dan zing je een psalm vlugger. Wij zingen de psalmen in het Nederlands, waardoor het trager gaat. Maar ze komen in twee weken allemaal aan bod, ook de vloekpsalmen.”
Psalmen in de nacht
Het vieren van de getijden vormt een kerntaak van de monastieke gemeenschap. Zevenmaal daags (naar Psalm 119:164) komen de kloosterlingen bijeen voor het koorgebed: bij lauden, priem, terts, sext, none, vespers en completen. Daarnaast zijn er de nachtgetijden: in de wintertijd om 2.00 uur, na Pasen wat later.
Tijdens de getijden klinken lezingen, worden gebeden uitgesproken en wordt er gezongen. Vooral over dat laatste schrijft Benedictus uitvoerig. Er moeten oudkerkelijke hymnen klinken en de zogenoemde cantica: berijmde Schriftgedeelten zoals de Lofzang van Mozes en de Lofzang van Zacharias. Maar centraal staan de psalmen: zij vormen „het kernstuk van het getijdengebed”, aldus de toelichting. Per gebedsmoment overdag worden er drie à vier psalmen gezongen. In de Regel wordt een schema ontwikkeld waarbij alle 150 psalmen over één week worden verdeeld: iets wat vergeleken met eerdere regels vernieuwend is.
De completen en de nachtwake (vigilie) komen in het weekschema niet terug. Die kennen hun eigen psalmen. Tijdens het nachtofficie worden maar liefst twaalf psalmen gezongen. Tijdens het nachtelijk koorgebed van zondag moet standaard, bij wijze van begin, Psalm 21 gezongen worden. „Benedictus laat de monniken altijd met Psalm 21 beginnen. In het psalter is dit de eerste tekst die als paaslied geduid en gezongen kan worden”, aldus de toelichting.
Wie zijn indeling minder geslaagd vindt, kan gerust een andere hanteren, schrijft Benedictus. „Als hij in ieder geval maar goed oplet dat elke week het volledige psalter, 150 psalmen, ten gehore wordt gebracht, en dat bij de vigilie van zondag altijd weer opnieuw begonnen wordt. Want het is wel een bijzonder geringe blijk van toewijding wanneer monniken in de loop van een volle week minder zingen dan het volledige psalter met de gebruikelijke cantica. We kunnen lezen dat onze heilige vaders dit energiek op één dag volbrachten! Wij zouden dat in onze slapheid dan toch moeten kunnen opbrengen in de loop van een hele week.”