Nogmaals: een vaste Bijbelse grond
De kinderdoop heeft wel degelijk een vaste Bijbelse grond, reageert prof. dr. A. Baars.
Onder de kop ”Een vaste Bijbelse grond” schreef ik een bijdrage in de rubriek Toegespitst (RD 4-10). Op dat artikel heb ik verschillende reacties ontvangen. De meeste waren positief, maar in de rubriek Opgemerkt verschenen ook twee zeer kritische reacties van de heren Korpershoek en Hollebrandse. Ik wil daarop graag reageren. Hierbij kan het natuurlijk niet de bedoeling zijn op alle punten in te gaan, want er komt nogal wat langs. Maar een enkel punt ter verheldering en weerlegging is op zijn plaats.
Verlegenheid
Eerst iets over het ontstaan van dit artikel. In 1986 –toen ik Canada stond– schreef ik drie uitvoerige artikelen over de kinderdoop en de Heilige Schrift. Na mijn terugkeer naar Nederland hebben mijn collega’s die artikelen gebundeld en uitgegeven als brochure. Die brochure is ook door zogeheten Reformed Baptists gelezen en met sommigen van hen besproken.
Ik heb van hen nooit gehoord dat mijn Bijbelse onderbouwing minimaal was. Integendeel: „Jij brengt Bijbelse gegevens ter sprake die ons eigenlijk wat in verlegenheid brengen”, vernam ik weleens. Nu was deze hele brochure veel te groot voor een artikel in de rubriek Toegespitst. Ik krijg namelijk slechts 1200 woorden toegemeten. Dus maakte ik een samenvatting, waarin ik de belangrijkste gegevens weergaf. Mogelijk is daardoor een bepaalde zin wat kort uitgevallen.
Maar mijn beide critici kunnen gerust zijn. Volgend voorjaar verschijnt mijn brochure in een Nederlandse bewerking. Die bevat tien keer zo veel woorden als mijn artikel. Dan kunnen zij alles nog eens rustig nalezen.
Ik was trouwens ook nogal verbaasd over de vele kritische noten die gekraakt werden. Zo veel nieuws zeg ik in mijn artikel namelijk niet. In 1983 verscheen het boek ”Rondom de doopvont”. Daarin staat een uitvoerig artikel van de nieuwtestamenticus prof. Versteeg over ”De doop volgens het Nieuwe Testament”. Hierin gaat hij breed in op de kinderdoop, die hij Bijbels fundeert. Ik gebruik verschillende van zijn argumenten. De critici zouden er goed aan doen zijn uitleg van de nieuwtestamentische teksten grondig te wegen.
Onhoudbaar
Dan nog een enkel inhoudelijk punt. Meer ruimte heb ik helaas niet. Het gaat over de geschiedenis van de stokbewaarder. Ik geef een letterlijke vertaling van de tekst van Handelingen 16:30-34. De gevangenbewaarder vroeg Paulus en Silas: „„Lieve heren, wat moet ik (enkelvoud!) doen om zalig te worden?” Zij zeiden tot hem: „Geloof (enkelvoud!) en u zult zalig worden, u en uw huis! En zij spraken tot hem het Woord van de Heere en tot allen die in zijn huis waren. En hij nam hen met zich mee in datzelfde nachtelijke uur en waste hun striemen uit en hij werd terstond gedoopt en al de zijnen. En hij bracht hen in zijn huis en richtte voor hen de tafel aan en verheugde zich met al zijn huis dat hij (enkelvoud!) aan God gelovig was geworden.”
De vertaling van het laatste stukje wordt –met argumenten– verdedigd door Versteeg en de befaamde nieuwtestamenticus uit Basel Oscar Cullmann. Het interessante is dat deze geleerde een collega was van Karl Barth, die door hem zeer werd bewonderd. Kort voor de Tweede Wereldoorlog liet Barth een bom ontploffen door publiekelijk afstand te nemen van de kinderdoop en te kiezen voor de volwassenendoop. Cullmann wilde ‘de grote meester’ helpen en ging op zoek naar argumenten die de keuze van Barth zouden steunen.
Wat gebeurde? Bij zorgvuldige lezing van het Nieuwe Testament bleek hem dat de positie van Barth Bijbels gezien onhoudbaar was en nam hij afstand van hem. Bij de geschiedenis van de stokbewaarder en teksten als 1 Korinthe 7:14 (de kinderen van de gemeente zijn heilig) merkt Cullman op dat als iemand tot geloof kwam, zijn huisgezin ook „geheiligd” was en mede gedoopt werd.
Daarbij is geen sprake van de persoonlijke geloofsbelijdenis van ieder gezinslid. Bovendien maakt het gebruik van het woord ”huis” in het Oude Testament én in het Jodendom in de eerste eeuw duidelijk dat daarbij altijd de gedachte aan kinderen meeklonk. Zelfs al zouden Lydia en Cornelius zelf geen kinderen gehad hebben, dan waren er altijd nog de slaven en hun kinderen die tot het huisgezin gerekend werden.
Als de schrijvers van het Nieuwe Testament hadden willen zeggen dat alleen volwassenen na een persoonlijke geloofsbelijdenis gedoopt mochten worden, hadden zij nooit zo onbekommerd kunnen spreken over „en zijn huis.” Dan hadden zij andere woorden gebruikt.
Nog één opmerking van Cullmann. Hij stelt met grote nadruk dat er in het Nieuwe Testament wel sprake is van de gezinsdoop. Er is echter geen spoor van bewijs dat kinderen van ouders die al christen waren als volwassenen gedoopt werden. En toch zou dit binnen het tijdsverloop waarin het Nieuwe Testament geschreven is, bepaald niet onmogelijk zijn. Waarvan akte!
De auteur is emeritus hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.