Deze partijen leveren ook een ruime meerderheid op in de Eerste Kamer. Dat laatste is van belang omdat minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken de wet per 1 januari wil laten ingaan en dat daarvoor een spoedige behandeling door de Senaat dit najaar nodig is.

Plasterk wil de limiet voor salarissen in de publieke sector gelijk trekken met het salaris van een minister, ongeveer 144.000 euro. Met onkosten en pensioenbijdrage kan het oplopen tot 178.000 euro, volgens Plasterk nog altijd een „knap en fatsoenlijk salaris”. Nu ligt de limiet nog op 130 procent van een ministerssalaris. Het nieuwe maximum gaat gelden voor nieuwe bestuurders. Voor huidige bestuurders die boven de norm zitten, gaat een overgangstermijn gelden.

De Tweede Kamer kreeg vorige week in een hoorzitting met vertegenwoordigers uit de (semi)publieke sector veel waarschuwingen te horen. Het zou bijvoorbeeld moeilijk worden voor ziekenhuizen om nog goede bestuurders te vinden, die bereid zijn genoegen te nemen met het lagere salaris.

Die raad waarschuwde overigens nog voor een te snelle invoering, maar Plasterk houdt vast aan de datum van 1 januari. Deze week wijzigde hij de wet nog wel door de bestaande uitzonderingsmogelijkheid uit te breiden. Een publieke instantie kan het kabinet vragen een uitzondering te maken op het maximuminkomen. Dat kon al voor personen, maar kan nu ook voor een functie. Als De Nederlandsche Bank bijvoorbeeld een nieuwe president zoekt, kan DNB van tevoren vragen of een salaris boven de norm mag worden betaald.

D66 wil over die laatste uitzondering een spoedadvies van de Raad van State. De SP is voor de wet, maar hoopt nog wat gaten te dichten die er volgens de socialisten door de VVD in zijn geschoten.