Kamerleden moeten voorbeeldig zijn
Parlementariërs behoren het goede voorbeeld te geven, vindt Bert Wiltink.
Telkens als ik een foto zie van ons parlement, valt het me op hoe slecht geconcentreerd onze parlementariërs er bij zitten. De één speelt met zijn mobieltje, de ander zit half achterstevoren met een achterbuurman te kletsen, een derde heeft een geanimeerd onderonsje met de persoon naast hem, een vierde is allerlei paperassen aan het doorlezen en nummer vijf staat net op om iets tegen een ander te gaan zeggen.
Ogenschijnlijk heeft bijna niemand belangstelling voor de spreker achter de microfoon, behalve dan die paar mensen achter de interruptiemicrofoon. Ik krijg bijna altijd spontaan medelijden met de spreker van het moment: je zult maar een goed verhaal hebben voorbereid en dan zo’n ongeïnteresseerd publiek tegenover je aantreffen.
Het beeld wordt nog versterkt als je naar beelden van buitenlandse parlementen kijkt. Natuurlijk kan niemand tegen het onovertroffen Lagerhuis op, maar wat een genot als je de beide kampen bijna als kemphanen tegenover elkaar ziet staan en elke spreker ogenblikkelijk instemmende of afkeurende geluiden te horen krijgt. Hier wordt tenminste nog een verbaal gevecht gehouden waar je de adem bij inhoudt. Niemand speelt met mobieltjes of kletst met zijn buurman. Hier wordt gedebatteerd op het scherp van de snede!
Huiskamer
De ongeïnteresseerde houding van onze volksvertegenwoordigers klemt temeer omdat de Tweede Kamer onze nationale huiskamer is. Hier zitten onze vertegenwoordigers, hier geeft men het goede voorbeeld, hier kan heel Nederland meekijken. Wat mag je nog van de gewone Nederlander verwachten als onze boegbeelden zo minachtend tijdens het lopende debat op hun blauwe stoeltjes zitten. En dan heb ik het nog niet eens over ander zaken zoals geroffel op de bankjes en taalgebruik dat beneden alle peil is.
Ik werk in het onderwijs en ik verzeker u dat als een leerkracht zo’n ongeïnteresseerde klas voor zich ziet hangen, hij niet eens begint met praten. Eerst zal hij wachten tot het stil is en hij oogcontact met heel de groep heeft. Betrokkenheid van de groep is de eerste voorwaarde voor leren.
Op de meeste scholen mogen mobieltjes niet eens op de tafel liggen tijdens de les en wie onophoudelijk met zijn achterbuurman kletst heeft als snel een reprimande te pakken. „Je doet mee, of je bent er gewoon niet bij”, hoorde ik pas een leraar zeggen. „Als je liever andere dingen doet, ga je gang, maar val ons niet lastig tijdens de les.”
Stolp
Kortom, ik heb een advies voor mevrouw Van Miltenburg, onze Kamervoorzitter, oftewel onze nationale parlementaire juf. Het is zeker niet origineel en wordt al op veel plaatsen toegepast. Alleen in Den Haag ligt er kennelijk een stolp over de werkelijkheid. Bind de strijd aan met die lamlendige vergadercultuur!
Een paar concrete adviezen, die mevrouw Van Miltenburg op elke school kan afhalen maar die ik hierbij bij wijze van service aanbied. Ik weet het, ze zijn ongelooflijk frikkerig, weinig modieus maar kennelijk is ons parlement in zo’n staat van verwarring dat alleen rigoureuze ordemaatregelen redding kunnen brengen.
Koop een grote mand en zet die naast uw voorzitterstafel. Daar mag elk Kamerlid vóór de vergadering zijn of haar mobieltje in doen. Na afloop krijgt ieder z’n speeltje weer terug.
Voordat de vergadering begint, vraagt u iedereen te stoppen met praten en er fatsoenlijk bij te gaan zitten. Blijf dat ook monitoren, desnoods via een digitaal systeem („Mevrouw Arib, blijft u er even bij?”)
Opstaan en heen en weer lopen, naar het toilet gaan of iets met een ander overleggen doen we in de pauzes.
Onderbreek het debat regelmatig om aan een willekeurig Kamerlid te vragen wat de spreker van zojuist zei. Als het Kamerlid het niet weet, vraag dan de spreker om zijn laatste zinnen te herhalen. Na een paar keer is dit trucje meestal niet meer nodig…
Hamer een spreker onmiddellijk af als hij of zij onparlementair taalgebruik hanteert of zich niet aan de spelregels houdt. Heel Nederland kijk mee, ook kinderen die zelf netjes in de les moeten stilzitten en dan hun boegbeelden als lapzwansen in de bakjes ziet hangen (stel je voor dat een leerling tegen haar leerkracht zegt: „Doe eens normaal man!”).
Het zijn zomaar vijf kleine dingen –inderdaad een beetje kinderachtig– waar ons parlement zichtbaar van zal opknappen. Het zal een verademing zijn om naar dit herboren gezelschap te kijken. De stukken vliegen ervan af, maar het blijft fatsoenlijk. Wie weet wordt de politiek wel weer aantrekkelijk voor de gewone burger. Wie weet kan de groeiende kloof tussen het volk en de volksvertegenwoordigers gedempt worden. Want het is toch niet vreemd dat steeds meer mensen zich afwenden van deze bij tijden ordeloze arena?
Degens
Natuurlijk, er zijn uitzonderingen. Bij de algemene beschouwingen kan het er soms redelijk beschaafd aan toegaan en doen mensen nog een beetje mee. Je weet dan ook zeker dat er flarden in het Journaal komen. Maar juist als de nationale aandacht er even niet bij is, komt het aan op discipline en voorbeeldgedrag. Dat het dan juist niet saaier wordt maar sprankelender, bewijst het debat in Engeland. De afstand tussen beide kampen is daar juist zo groot dat twee degens die vooruitgestoken worden elkaar net niet raken. Verbaal op het scherp van de snede, maar geen steek onder de gordel!
Ik zie uit naar een waardige politieke arena waar ik met ingehouden adem naar kijk in plaats van met kromme tenen. Een parlement zonder ‘scherm’-utselingen waar onze voormannen en -vrouwen op voorbeeldige wijze de degens kruisen. Daar knapt Nederland van op! Het begint in Den Haag.
De auteur is interim-directeur/adviseur van WVS Onderwijs.