„Drankkeet ineens uitbannen is illusie”
UTRECHT. Het is „een illusie” te denken dat je illegale drankketen op het platteland ineens kunt uitbannen. Dat stelt ir. Wim van Dalen, directeur van STAP, Nederlands instituut voor alcoholbeleid.
Hij reageert op de eis donderdag van VVD en PvdA om de drankketen onmiddellijk te sluiten.
Op verschillende plekken op het platteland zijn de keten waar jongeren samen het glas heffen, „volledig vergroeid met de lokale cultuur”, weet Van Dalen. „Ik was in een kleine gemeente in Limburg. Daar was geen jongere te vinden die níét in een keet zat. Er is in veel gemeenten geen draagvlak voor een radicale aanpak. Ik ken burgemeesters die met de handen in het haar zitten. Er zou onder hun bevolking grote onrust ontstaan als die keten ineens gesloten zouden worden. Ik weet van bestuurders in Barneveld en Elburg die hun nek hebben uitgestoken. Toch hebben zij het niet voor elkaar gekregen het fenomeen drankkeet uit te bannen.”
Gemeenten zullen toch een „strategie” moeten bedenken om het aantal illegale drankketen „te beperken”, vindt Van Dalen. „Gemeenten zullen jongeren alternatieven moeten bieden.”
Van Dalen juicht het toe dat er een „stevige discussie” over de drankketen komt. „In een aantal zuipketen wordt veel en ongebreideld gedronken, zonder dat daar formeel toezicht op is. Onze organisatie STAP wil dat jongeren juist minder gaan drinken.”
De autoriteiten hebben de problematiek rond de zuipketen „te lang laten sudderen”, vindt Van Dalen. „Het fenomeen is nu ingeburgerd. Toezichtsinstantie NVWA liep er met een grote boog omheen. Als ik in het buitenland vertel dat er in Nederland keten zijn waar zo’n dertig tot vijftig jongeren bij elkaar komen en er tegen betaling drank wordt geschonken, staan ze daar met hun oren te klapperen.”
Horecaondernemers lopen te hoop tegen de drankketen. Ze ergeren zich eraan dat zij een vergunning moeten hebben en aan regels moeten voldoen, en dat illegale barretjes kennelijk hun gang kunnen gaan. Ook wijzen horecabedrijven op oneerlijke concurrentie, omdat jongeren in een keet minder hoeven te betalen voor een biertje.
Vorige maand daagden negen Urker horecabedrijven de gemeente voor de rechter, omdat die barretjes geen strobreed in de weg zou leggen. De ondernemers overwegen een schadeclam in te dienen wegens misgelopen inkomsten. De gemeente Urk zelf stelt dat de doelstelling in de jeugdhonken, veelal te vinden op een industrieterrein, is dat er geen winst gemaakt wordt op de verkoop van drank.
Van Dalen kan zich de frustraties van horeca-ondernemers voorstellen. „Je kunt als overheid niet met twee maten meten. Zo’n situatie kun je niet laten voortbestaan.”
Tegelijk begrijpt hij dat vriendengroepen in een box bijeenkomen. „Jongeren willen een eigen honk, dat ze zelf kunnen inkleden. Bedenk ook dat in veel plekken de afgelopen jaren gemeentelijk sociaal-cultureel werk de nek is omgedraaid. En jongeren willen wel bij elkaar zijn. Ook zijn ouders nogal eens blij mee met een keet dicht bij huis, omdat ze zo nog wat toezicht hebben. Maar die ouders willen weer niet ieder weekend voor vijftien jongeren het bier betalen. Daar zit de moeilijkheid. Zo’n keet mag geen semicommerciële plek worden.”