Van Schurman schrijft „overvroom” bedankbriefje aan Vollenhove
RIDDERKERK. Dat de Utrechtse geleerde Anna Maria van Schurman (1607-1678) en de predikant-dichter Johannes Vollenhove (1631-1708) elkaar kenden, stond wel vast. Ze studeerde beiden aan de universiteit van Utrecht bij –onder anderen– Hoornbeeck en Voetius.
Het schriftelijk bewijs dat Van Schurman en Vollenhove contact met elkaar hadden, is echter zeer minimaal: slechts een kort briefje dat Van Schurman in 1668 schreef in reactie op een „lieftaelige brief” van de predikant bleef bewaard. Deze onbekende brief heeft Van Schurmankenner dr. Pieta van Beek nu gepubliceerd en hertaald in de Schurmanniana-reeks (Provily Pers, Ridderkerk).
Van Schurman bedankt Vollenhove voor diens brief met „seer aengenaem Rou-gedicht.” Van Beek vermoedt dat de predikant haar zijn gedichtenbundel ”Kruistriomf” had laten bezorgen. De term rouwgedicht is wat verwarrend. Omdat Van Schurman de woorden „seer aengenaem” gebruikt en bovendien zelf een kort gelegenheidsgedicht over „die ruyme en heerlycke stoffe” aan Vollenhove terugstuurde, moet het ”Rou-gedicht” volgens Van Beek verwijzen naar gedichten over het lijden en sterven van Christus. En dan komt alleen de vaak herdrukte bundel ”Kruistriomf” uit 1656 in aanmerking.
Van Beek wijst erop dat Van Schurman het bedankbriefje schreef op het moment dat ze weggroeide van de Utrechtse gereformeerde kerk. Anderhalf jaar later zou ze zich aansluiten bij de volgelingen van de charismatische Jean de Labadie in Amsterdam. Vanaf dat moment lijkt het contact met Vollenhove van de baan. Van Beek: „Vollenhove met zijn hang naar staat en stand moet haar overgang verfoeid hebben. Hij heeft haar lofdicht niet in zijn boeken opgenomen. Ook al was hij niet precies een voetiaan (…), toch zal hij het wel met Voetius en met Maresius eens geweest zijn. De laatste noemde De Labadie een „homo pestilentissimus”, een zeer verderfelijk mens.”
Het briefje van Van Schurman illustreert volgens Van Beek heel mooi de overgangspositie waarin ze verkeerde. „Er staan nog wel plichtplegingen in de brief, maar de vele superlatieven die ze vroeger gebruikte („vir illustrissimus”, zeer beroemd man) en de schijnbare nederigheid („uw zeer nederige en zeer verplichte dienaeresse”) heeft ze hier al laten varen.” Ze probeert echter ook niet om hem over te halen zich bij De Labadie aan te sluiten. „De toon is nog gematigd.”
Geleidelijk aan zal de balans bij Van Schurman doorslaan naar het overvrome, signaleert Van Beek. „Geschenken retourneerde ze en ‘wereldse’ bezoekers liet ze voor de deur staan. Lofbrieven beantwoordde ze niet meer en veel lofbrieven heeft ze vernietigd.” In het briefje aan Vollenhove „schuift ze al weg van de bewieroking van mensen”, meent Van Beek. „Ze wil ook geen lof meer uit haar pen doen vloeien, maar dankbaarheid, zo schrijft ze.”
De brief van Van Schurman bevindt zich tegenwoordig in de staatsbibliotheek in Berlijn. Het gedicht is zoekgeraakt.