Loflied op mooi Zuidoost-Drenthe
ASSEN. Het Drents Museum nodigde zanger en liedjesschrijver Daniël Lohues uit om een expositie samen te stellen. Met ”Hier kom ik weg” hoopt Lohues het publiek eigenwaarde te geven. „Pas als je weet waar je vandaan komt, weet je waar je naartoe gaat.”
Er hangt een serene sfeer in de zaal. Alsof er iets te gebeuren staat. Gedempte stemmen die druk ergens mee bezig zijn. Dan komt conservator Jaap Beuker naar Lohues (1971) toe. „Kom je mee?” Hij drukt hem twee handschoenen in de handen. De journalist moet achterblijven.
Alleen de samensteller van de tentoonstelling en de conservator zijn gewenst bij het installeren van de Turfschuit (1883) en een Drents olieverfschilderij van Vincent van Gogh. De conservator verontschuldigt zich. Een verzekeringskwestie.
Een paar minuten later komt de zanger stilletjes terug. „Ik werd er week van”, vertelt hij desgevraagd. „Hoewel ik muziek de grootste kunst vind, weet je nooit hoe Bach zijn dingetjes speelde. Bij een schilder als Van Gogh zie je gewoon hoe hij ieder penseelstreekje neergezet heeft. En dat het landschap ook nog Drents is. Dat vind ik helemaal te gek. Dat je zo dicht bij iets kunt komen.”
Dat juist deze Nederlandse zanger, componist, multi-instrumentalist en schrijver een uitnodiging kreeg van het Drents Museum om een tentoonstelling samen te stellen, vindt Lohues een enorme eer. „Ik vind het zo tof. Als je weet waar ik vandaan kom. In Utrecht kon ik nog geen schoonmaakbaantje krijgen. Bij het UWV vroegen ze zelfs of ik wel een verblijfsvergunning had. Ze struikelden over m’n naam, ik sprak toen net als nu, maar mijn Drentse accent werd niet op prijs gesteld.”
Lohues nam de uitnodiging aan en na een gesprek met de conservator en de directeur van het museum zag hij het helemaal zitten. Lohues kreeg carte blanche. „Ik ben toen heel geïnteresseerd het depot ingegaan”, vertelt hij met twinkelende ogen. Hij wist van zijn opa dat er dingen lagen die hij nog nooit had gezien. „Hebben jullie ook voorwerpen uit Hankenbergie?” heb ik toen als eerste gevraagd. „Zo noemde opa dat verhoginkje in het landschap. Ik kwam daar vroeger wel.”
Wereld
Nadat Beuker een paar trechterbekers van de Hankenberger hunebedbouwers had opgediept, kwam de conservator nog met iets anders. „Een speerpunt uit de bronstijd. Zo gaaf, die is gevonden op 150 meter afstand van waar ik nu woon!”
Toen kwam het idee om een expositie te maken op de vierkante meter. „Kijk, als ik een liedtekst maak, knip ik steeds weer alle zijtakken eraf. Dat klein maken, doe ik automatisch. Ik wil een zo geconcentreerd mogelijke tekst om bij de essentie uit te komen. Dat doe ik ook als ik kook, een andere grote hobby van me. Als je een bouillon maar lang genoeg kookt, krijg je fond: een nog geconcentreerdere smaak. Ik bedacht dat ik dat ook kon toepassen op deze expositie. Als ik het gebied heel klein zou maken, moest er een explosie aan sensaties vrijkomen.” Dus richtte Lohues zich op zijn wortels, op Zuidoost-Drenthe. Want: „Hier kom ik weg.”
Door in de expositie heel bewust in te zoomen op een klein gebied ging er een wereld open. „Vincent van Gogh, die in Nieuw-Amsterdam heeft gewerkt en de kerk van Zweeloo heeft geschilderd, het Kasteel in Coevorden en de slag bij Ane in 1227. Het tempeltje van Barger-Oosterveld uit de bronstijd waar de restanten nog van in het depot lagen. Een heiligdom van 3500 jaar geleden waar misschien wel vruchtbaarheidsrituelen zijn uitgevoerd. Het is allemaal vlak bij mijn huis gebeurd. Zie je, ik krijg er nog steeds kippenvel van.”
Eigenlijk wist hij al best veel van de geschiedenis van Zuidoost-Drenthe. „Dat komt door opa. Die wist heel veel. En wat-ie niet wist, fantaseerde hij erbij. Van hem hoorde ik bijvoorbeeld over de Romeinse muntschat van Barger-Compascuum die nu tentoongesteld is. Hij heeft het vaak over die 312 zilveren munten gehad. O, als-ie toch eens wist van deze expositie. Wat zou hij dat geweldig hebben gevonden.”
Midden in de tentoonstelling staat een grote zuil waarop de tijdlijn is aangegeven. De ijstijd, de oude steentijd, middensteentijd, nieuwe steentijd, bronstijd, ijzertijd, Romeinse tijd, vroege middeleeuwen, volle en late middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd en het heden: de lijnen zijn allemaal getrokken met het heelal als achtergrond. De tijdlijn is een bewuste keus. „Ik leg graag verbanden. Dat geeft context.”
Beslist Mozart
Verbanden leggen werd hem thuis met de paplepel ingegoten. „Met een vader als dirigent en organist werden we thuis opgevoed met Bach en Händel. Zaten we zondagochtend met de hele familie voor Radio 4, moesten we raden wie de componist was van welk stuk. Beslist Mozart, zeiden we dan. Luister nog eens kritischer, zei m’n vader dan. Wij wisten van hem dat Haydn de muzikale vader was van Mozart en Beethoven een adept. Als je goed luistert, kun je dat horen.” Het helpt je verder als je lijnen kunt trekken. Dat geldt niet alleen voor geschiedenis, ook voor taal en muziek, weet Lohues.
In de expositie heeft Lohues muziek er trouwens buiten gelaten. „Het wemelt in Zuidoost-Drenthe nu van de muzikanten, maar tot 1900 had Drenthe geen eigen muziekcultuur. Deze provincie is juist sterk in de orale traditie.”
De appel valt niet ver van de boom. Met een knipoog naar die Drentse verteltraditie schreef Lohues zijn toelichtingen. Zoals in zijn tekst over de Saksen. „Widukind werd na een lange strijd in 777 gevangen genomen door Karel de Grote, die hem voor de keus stelde: katholiek of de kop er af. Toen kwam de ware Saksische aard naar boven in Widukind. Hij haalde zijn schouders op en mompelde tegen Karel de Grote: „Ach ja, toe maar. Is wel goed. Wul der ok gien praot van hebben.””
Lohues hoopt dat de expositie over Zuidoost-Drenthe mensen bewust maakt van de eigen geschiedenis. „Elk stukje Nederland heeft zo’n geschiedenis, als je je er maar op concentreert.”
Dat geeft eigenwaarde, weet Lohues. „Toen ik eenmaal wist dat het Drents geen brabbel-Hollands is maar Nedersaksisch –een variant van een oudere taal dan het Nederlands; de taal van de Saksen, onze voorouders– keek ik heel anders tegen dat stukje erfgoed aan.”
De expositie ”Hier kom ik weg” is tot 9 november te zien in het Drents Museum in Assen.
Zingen in het Drents
Lohues is gesteld op het gebied ten zuiden van Emmen. „Erica, waar ik ben opgegroeid, is echt een kolonistendorp, het is in dezelfde tijd ontstaan als Amerika. Die kolonistenmentaliteit, dat ondernemende is er nog steeds. En daar hou ik van.”
Natuurlijk benauwt het regionale hem wel eens. „Maar op een goeie manier. Als ik in Amerika ben, herken ik in die kolonistenmentaliteit uiteindelijk weer veel van thuis.”
Lohues woonde enige tijd in Utrecht, maar voelde zich in die tijd niet fijn. Hij kreeg heimwee. „Op een gegeven moment, toen ik thuis bij mijn ouders was, zat ik met een paar vrienden aan de verlengde vaart in Erica. „Hy loopt te skelden en doen”, hoorde ik plotseling twee voorbij fietsende dames tegen elkaar zeggen. Dat is mooi gezegd, dacht ik. De woorden bleven hangen. Ik wilde er een liedje over schrijven. Dat moest in de taal van opa en oma, wist ik. Het werd ”Naor huus”.
Toen ik het liedje schreef, dacht ik: Joh, dat gaat mooi. Toen is het kwartje gevallen. In Drenthe en in het Drents voel ik me thuis.”