Geen verzoening zonder berouw in Liberia
Veertien jaar lang leefde hij onder het kruisvuur van opstandelingen en regeringsleger. Geen enkele nacht kon hij rustig slapen. De kogelgaten zijn inmiddels gerepareerd. Maar de diepe wonden in de Liberiaanse zielen zijn nog lang niet genezen. Daarvoor is niet alleen verzoening nodig, maar ook gerechtigheid, vindt pater Francis: „Hoe kun je vergeven zonder dat de ander berouw toont?”
„Kijk, hiervandaan vuurden de rebellen hun granaten af. En daar zaten de regeringssoldaten. Ze schoten precies over mijn terrein heen.” Pater Francis gebaart naar zijn uitgestrekte, ommuurde tuin in de Liberiaanse stad Kakata. „Drie keer is iemand van onze mensen door een kogel geraakt en tot tweemaal toe zijn de strijders over het hek geklommen.”
Eind jaren ’80 veroverden opstandelingen onder leiding van Charles Taylor een groot deel van het Liberiaanse platteland en executeerden dictator Samuel Doe. De staatsgreep vormde het begin van een lange en bloedige burgeroorlog. Rebellenbewegingen vielen uit elkaar en begonnen elkaar én het regeringsleger te bevechten. Uiteindelijk sloten de strijdende partijen in 1995 een bestand, na interventie van een West-Afrikaanse vredesmacht. Charles Taylor werd vervolgens tot president gekozen.
Het vredesakkoord hield echter niet lang stand. Al snel na de ondertekening viel het land opnieuw aan de willekeur van krijgsheren ten prooi. Bovendien kreeg het conflict steeds meer een regionale uitstraling. Ghana, Nigeria en enkele andere West-Afrikaanse landen beschuldigden Taylor ervan opstandelingen in buurland Sierra Leone te steunen. Taylor betichtte op zijn beurt Guinee ervan rebellen in het noorden van Liberia van wapens te voorzien.
Halverwege vorig jaar hadden diverse rebellengroeperingen het regeringsleger zo ver in het nauw gedreven dat Charles Taylor zich gedwongen zag af te treden en in ballingschap te gaan. Korte tijd later werd een vredesakkoord getekend en stroomden duizenden VN-militairen Liberia binnen om op de naleving van het bestand en op de ontwapening van de duizenden strijders toe te zien.
Al die jaren was pater Francis op zijn post in Kakata. „Ik heb nooit overwogen te vertrekken”, zegt hij. „Soms was het wel heel moeilijk en beangstigend. Maar ik ben altijd gebleven. Je wist ook nooit van tevoren wanneer er een nieuwe aanval zou komen. Vaak gebeurde dat midden in de nacht. Ik heb ook niet meer de leeftijd en de kracht om het oerwoud in te vluchten. Ik heb me aan Gods wil overgegeven. Als het mijn tijd is om te sterven, dan is het mijn tijd.”
Vooral de laatste drie jaar waren heel zwaar, vertelt de Liberiaanse geestelijke, die zelf een aantal familieleden door de oorlog verloor. „Je sliep gemiddeld maar twee uur echt vast. De rest van de nacht werd je steeds door geweervuur of explosies opgeschrikt. Op een gegeven moment werd je van het minste of geringste geluidje wakker. Regelmatig kregen we dorpelingen aan de poort die voor het oorlogsgeweld waren gevlucht. Dan gaf ik wat geld of eten en probeerde die mensen op hun gemak te stellen.”
Ook met de rebellen en het regeringsleger probeerde de rooms-katholieke voorganger een goede relatie te onderhouden. „In andere delen van het land zag je dat de strijders totaal geen respect voor de kerk betoonden. Veel kerkgebouwen zijn vernield en geplunderd. Hier is dat nooit gebeurd. Het hangt er sterk van af hoe je met hen omgaat. Als ze bij mij om geld vroegen, gaf ik dat meestal. Eén keer wilde een groep jonge soldaten mijn auto hebben, maar toen bleek dat ze niet eens konden rijden.”
In tegenstelling tot pater Francis namen veel van zijn parochianen wél de wijk naar veiliger gebieden. Inmiddels is meer dan de helft van zijn ’onderdanen’ teruggekeerd. „Ik hoop dat, zodra de VN-vredesmacht volledig op sterkte is, al mijn mensen weer terugkomen. Dan breekt voor mij opnieuw een heel drukke tijd aan. Want iedereen is getraumatiseerd, van de kleinste tot de grootste. Er is veel geestelijke nood. Als herder heb je een belangrijke verantwoordelijkheid om met die mensen in gesprek te gaan. Er bestaan nu eenmaal geen medicijnen tegen angst.”
Hoe gaat de Liberiaanse geestelijke daar in zijn preken mee om? „Enerzijds vertel ik mensen dat ze elkaar de andere wang moeten toekeren. Dat is heel moeilijk, maar God verlangt dat wel van ons. Aan de andere kant roep ik ook heel nadrukkelijk op tot berouw. Want hoe kun je vergeven zonder dat de ander berouw toont? Niet alleen vrede, maar ook gerechtigheid is een universele, eeuwige waarde.”
Tegelijkertijd probeert pater Francis zijn kerkgangers een boodschap van hoop mee te geven. „Ik houd de mensen voor dat ze niet moeten opgeven. Met God aan onze zijde zal het ons lukken. Er zijn ook wel degelijk positieve tekenen. Nieuwe winkels openen hun deuren, je kunt ’s avonds weer over straat lopen. Iedereen verlangt wanhopig naar vrede. Er blijven echter altijd figuren die wel zéggen dat ze vrede willen, maar het niet in de praktijk brengen. Vrede moet uit het hart komen.”
Waarin verschilt dit jongste initiatief van alle eerdere pogingen vrede in Liberia te brengen? Pater Francis: „De ogen van de hele wereld zijn nu op ons land gericht. Alle grootmachten leveren op de een of andere manier een bijdrage. De VN is geen organisatie om grappen mee uit te halen. Anderzijds heb ik de afgelopen jaren wel geleerd me geen illusies te maken. Want de mensheid is zo ontzettend verdorven.”