Vertelsymposium Gouda: de eerste zin gaat bijna nooit goed
GOUDA. Het is muisstil. De kinderen houden hun adem in, zo spannend vertelt de meester. Hoe zal het verhaal aflopen? Werken aan een nog betere vertelling. Daarover ging dinsdag het symposium ”Op het puntje van je stoel”, georganiseerd door Driestar Educatief en de Hersteld Hervormde Jongerenorganisatie (HHJO).
„Heerlijk als je voelt dat de kinderen aan je lippen hangen. Maar zo gaat het niet altijd.” Laurens Snoek, docent godsdienst aan het Van Lodenstein College en auteur van onder meer ”De Bijbel naverteld”, gaf de ruim 150 deelnemers aan het symposium gisteravond een kijkje in zijn keuken. „Je hebt iets moois te vertellen. Je heb een goed verhaal. Maar zou het wel goed gaan? Val je niet stil? Zouden ze het wel mooi vinden? Zeg maar tegen de kinderen hoe je je voelt. Dat helpt. Ze hebben een ruim hart. Maak eerst maar contact. Begin niet meteen je verhaal”, aldus Snoek. De eerste zin gaat volgens hem bijna nooit goed. „Ga gewoon door. Het gaat vanzelf beter.” Als je een verhaal uitschrijft, moet je vertellend voorlezen en voorlezend vertellen, adviseerde Snoek.
Voor de symposiumdeelnemers vertelde Snoek een door hemzelf geschreven verhaal waaraan ze zich konden spiegelen. Het verhaal had Psalm 121 en 123 als basis. Daarna konden ze aangeven wat het verhaal met hen gedaan had en aan welke aspecten van de vertelling dat vooral lag. „Wat kunt of gaat u hiermee doen als u zelf vertelt?”
In een Bijbelverhaal geef je heel veel van jezelf, zei de godsdienstdocent. „Je geeft iets weg en je bent het kwijt. Je mag het gevoel hebben dat je het Woord van God hebt weggegeven.” Verder stelde hij dat een vertelling historisch iets nieuws te bieden moet hebben. „Hoor je weleens iets nieuws in een kerstverhaal? Denk er ook aan de actualiteit in je vertelling te verwerken. Bij het vele lijden in deze wereld kan de vraag opkomen waarom God niet ingrijpt. Dat biedt een mooie kans om in je vertelling te verwerken dat we door God bewaard worden en in Zijn handen worden gedragen, naar Psalm 121.”
Elke vertelling is een geschenk, stelde Kees Ritmeester, opleidingsmanager bij Driestar Educatief. „Wat is mooier dan het Woord van God te mogen doorgeven?” Met het oog op de kinderen wees hij op Psalm 78: „En dat zij hun hoop op God zouden stellen en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren en niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht dat zijn hart niet richtte en welks geest niet getrouw was met God.”
Hoe sla je met je Bijbelvertelling een brug naar de belevingswereld van kinderen? Die vraag stond centraal tijdens de workshop van Jan Proos, godsdienstdocent aan de Driestar. Hij vertelde een anekdote over een kind dat luisterde naar de geschiedenis van de apostelen die door een engel van de Heere uit de gevangenis werden geleid.
„De deuren gingen zomaar open. Waarop het kind zei dat dit „bij ons in de supermarkt ook zo gebeurt.” Oude verhalen moeten opnieuw zeggingskracht krijgen in het heden. Nico ter Linden, wiens theologie ik overigens niet aanhang, is een originele verteller die de belevingswereld van kinderen weet te bereiken”, zei Proos. „Maak gebruik van emoties, maar vergeet niet de brug te slaan naar het leven met God. Als je dat niet doet, is je vertelling niet volledig.”
Met gewetensvorming bij kinderen kun je niet vroeg genoeg beginnen, stelde LCJ-jeugdwerkadviseur Jan Post in zijn workshop over gewetensvorming in Bijbels licht. „Gods Woord is uitgangspunt. Hij geeft ons Zijn leefregels als een veilige vaargeul. Een goed geweten moeten we niet verwarren met een goed gevoel”, aldus Post.
Tijdens het vertelsymposium, dat de middag en de avond besloeg, werd het boek ”De kunst van het vertellen” gepresenteerd.