Stinkens poetst tot de orgelpijp perfect is
Na honderd jaar is ”Jacques Stinkens” nog steeds de enige orgelpijpenmakerij in Nederland. Hoewel het Zeister bedrijf de afzetmarkt in eigen land zag teruglopen, staat het stevig op de kaart. Met dank aan de export. „Onze pijpen gaan de hele wereld over.”
Bedrijvenpark Seyst aan de Woudenbergseweg heeft veel weg van een doolhof. Maar wie Stinkens zoekt, wordt geholpen. Orgelpijpen op de buitenkant van het pand maken duidelijk waar de honderdjarige onderneming huist. Sinds 2006. Daarvoor zat ”Jacques Stinkens”, vernoemd naar de oprichter, maar liefst 64 jaar aan de Antonlaan in het centrum van Zeist.
Jos van Dijk, directeur sinds 2011, komt niet uit de orgelwereld; heeft zelfs geen muzikale achtergrond. „Ik heb technische bedrijfskunde aan de hts gedaan en had eerder een directiefunctie in de metaalsector. Ik heb in de beginjaren bij Stinkens veel moeten leren; en er is nog steeds veel te leren.”
Niet verwonderlijk, want wat ze bij Stinkens doen, is specialistisch werk. „Een orgelpijp bestaat meestal uit een legering van tin en lood”, legt Van Dijk uit. „Vaak 70 procent tin, 30 procent lood. Maar de klant bepaalt de precieze verhouding. Hoe meer tin, hoe helderder de pijp klinkt.”
Tin is duur. „Twintig euro per kilo”, verzucht Van Dijk, terwijl hij naar een stalen kast wijst. „Daar liggen de broodjes, in de kluis. Ze komen per pallet binnen. Dan heb je het over een bedrag van 20.000 euro.”
De broodjes lood en tin gaan in de ketel, worden gesmolten en uitgegoten over een bank met een glazen bovenkant. Daardoor ontstaat een lange plaat met een spiegelgladde onderzijde, die op de juiste dikte wordt geschaafd. Een lasersnijmachine, met speciaal voor Stinkens ontworpen software, snijdt er pijpvormen uit. Dan begint het handwerk: het in model rollen van de pijp, het aan elkaar solderen van de randen, het maken van een voet waar de pijp op rust en het opsnijden van het ”labium”: de mond.
Een arbeidsintensief proces, benadrukt de directeur. „Daarom ben ik altijd terughoudend met het geven van aantallen pijpen die wij maken. Die zouden voor een buitenstaander kunnen tegenvallen.” Na enig aandringen: „Het zijn er 30.000 tot 40.000 per jaar. De pijpen variëren in lengte van enkele centimeters tot 10 meter. De grootste weegt 400 kilo. We zijn met zo’n pijp ruim een week bezig; met drie, vier man.”
Gevoelig
Stinkens –het bedrijf had ooit een nevenvestiging in het Italiaanse Toscane– levert aan orgelbouwers wereldwijd. Van Dijk: „De grotere bedrijven besteden aan ons uit als ze te weinig productiecapaciteit hebben of de kennis missen. De kleinere bouwers kunnen vaak zelf geen pijpen maken. Ook die komen bij ons. Het ligt gevoelig. Een orgelmaker is ambachtsman en maakt het liefst alles van een orgel zelf: van de kas tot de pijpen. Bij ons mag hij precies aangeven hoe hij de pijpen wil hebben – in welke verhouding van tin en lood en in welke mensuur: de afmeting. Bij het bepalen van de klank, de intonatie, hebben wij een adviserende rol. We maken proefpijpen, die de orgelmaker kan komen beluisteren.”
Voor de intonatie heeft Stinkens verschillende medewerkers. Zo intoneert Kees Nijsse labiaalpijpen van registers als Prestant, Octaaf en Fluit. Zijn collega Jan Roeleveld heeft zich gespecialiseerd in het intoneren van tongwerken, zoals Trompet, Dulciaan en Kromhoorn. Nijsse werkt er al 47 jaar. „Ik heb hier m’n opvoeding gehad. Over een jaar mag ik stoppen, maar misschien ga ik nog een poosje door.”
Van Dijk hoopt erop. „Veel medewerkers hebben een berg aan specialistische kennis tussen hun oren. Op het moment dat ze vertrekken, zijn we die kennis kwijt. Daarom zijn we alert op een tijdige overdracht. We hebben enkele jaren geleden een jonge medewerker, Pim Schipper, in dienst genomen, die is afgestudeerd aan het conservatorium met als hoofdvak orgel. Hij heeft een uitstekend gehoor en wil niets liever dan intoneren. Hij kwam hier als jongen van veertien in de vakanties al pijpen poetsen.”
Verreweg het grootste deel van de pijpen verdwijnt naar het buitenland. Van Dijk: „Tachtig procent is voor de export. Vooral de Scandinavische landen en Duitsland doen het op dit moment goed. Voor de toekomst bieden de opkomende economieën in het Verre Oosten, Zuid-Amerika en Afrika goede perspectieven.”
Een bijzondere klus voor Stinkens was het meewerken aan het maken van de frontpijpen voor het Bachorgel dat Flentrop reconstrueerde in de Katharinenkirche in Hamburg. Van Dijk: „Normaal zijn frontpijpen hoogglans gepolijst, maar deze pijpen moesten een mat geschuurde oppervlakte krijgen. Sinds die tijd is de vraag naar deze look toegenomen. Misschien wel een nieuwe trend in de orgelwereld.”
Stijlen
Stinkens restaureert ook pijpen. Van Dijk: „Na verloop van tijd kan een pijp inzakken bij het labium of de voet. Soms is tinpest of loodcorrosie de oorzaak, soms is het de constructie of de manier van plaatsing in het orgel. Dat vraagt om specialistische kennis van de oude meesters in de orgelbouw en de verschillende stijlen: van een barokke tot een romantische klank.”
Dankzij de export naar het buitenland kan Stinkens zijn personeelsbestand redelijk op peil houden. Van Dijk: „Toen ik hier kwam, in 2008, werkten er 23 mensen. Nu zijn het er 20. Het is dus iets teruggelopen, maar niet veel, dankzij ons klantenbestand wereldwijd. Als we het alleen van Nederland moesten hebben, zag het er somber uit. Er worden hooguit twee, drie nieuwe orgels per jaar in ons land gebouwd. Wel komen er veel bestaande orgels te koop, omdat kerken moeten sluiten. Dat is niet gunstig voor onze productie.”
Om een bredere basis te creëren, voegde Van Dijk samen met zijn mededirecteur Rob Weber in 2009 een nieuwe poot aan het bedrijf toe: het maken en restaureren van glas-in-loodramen. „We hebben twee medewerkers die zich daar al in hun vrije tijd mee bezighielden. We komen veel in kerken met deze ramen. Vaak verkeren ze in slechte staat. Dan is één en één twee. Ik ben niet ontevreden over de hoeveelheid werk die het oplevert, maar het mag meer worden. Helaas hebben kerken vaak geen geld voor dit soort klussen. Een prachtige opdracht was het restaureren van de 600 glas-in-loodpanelen in de St.-Josephkerk in Zeist. Daar zijn we anderhalf jaar mee bezig geweest.”
Orgelpijpenmakers zijn specialisten die met „grote toewijding” hun ambacht uitvoeren, stelt de directeur. „Onze medewerkers gaan voor de beste kwaliteit. Dat blijkt uit de manier waarop de pijpen worden gemaakt, tot en met het moment dat ze het bedrijf verlaten. Het laatste krasje wordt eraf gepoetst. De pijp moet helemaal gaaf zijn. Net als een nieuwe auto. Daar mag ook niets aan mankeren.”