Véronique van den Engh speelt in Den Bosch Boëllmann als uitsmijter
Ze is al ruim zes jaar organist van misschien wel de mooiste kerk van Brabant: de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch. Pas deze zomer maakte Véronique van den Engh haar eerste cd op het imposante orgel van de majestueuze kathedraal. Bescheiden: „Het is me niet om mezelf te doen. Ik ga voor het instrument.”
Beneden in de kerk wijst ze naar het indrukwekkende en rijkversierde orgelfront. „Ik krijg er nooit genoeg van om ernaar te kijken.” Boven bij de speeltafel, als de klanken van het drieklaviers instrument wegsterven in de immense ruimte, zegt ze: „Een prachtig orgel. Ik krijg er altijd weer energie van.”
Het leven van Véronique van den Engh (1962) is verweven met de basiliek. „Als 12-jarig meisje kwam ik bij de Schola Cantorum van de kathedraal. Mijn broer zong al in het koor. Maurice Pirenne, die toen nog dirigent van de kerk was, vroeg of ik ook kwam zingen. „Ik wil wel komen, maar ik wil niet zingen”, zei ik. „Dat komt vanzelf wel”, was zijn antwoord. En het is goed gekomen. Ik heb 33 jaar in het koor gezongen, tot ik in 2008 benoemd werd als organist.”
Pirenne zou een groot stempel op haar muzikale leven zetten. Ze weet nog goed dat ze voor het eerst bij hem moest registreren. „Dat was in 1978, ik was een meisje van 16. Het was een concert op het Bätzorgel hier in de hervormde kerk.” Van het een kwam het ander. Ze ging bij Pirenne aan het Brabants conservatorium in Tilburg orgel studeren en assisteerde hem steeds vaker bij concerten. „Ik heb ontzettend veel van hem geleerd. Hij werd ook een goede vriend.”
Door Pirenne kwam Van den Engh in aanraking met andere organisten. „Ik heb vaak geregistreerd als er gastorganisten in de kathedraal kwamen, zoals de Haarlemse organist Piet Kee en de Zwitser Guy Bovet. De bekende Louis Toebosch had mij in 1981 bij een concert van Gisbert Schneider bezig gezien en was blijkbaar zo in zijn nopjes over wat ik deed, dat hij me een hand gaf en zei: „Ik laat je niet meer los totdat ik je contactgegevens heb.” Sindsdien heb ik jarenlang bij hem geassisteerd, door het hele land.”
Uitdaging
In de Bossche kathedraal werd Van den Engh in 1983 assistent-organist, terwijl Pirenne er in 1991 tot hoofdorganist werd aangesteld. Toen haar leraar in oktober 2007 ziek werd, was Van den Engh automatisch zijn vervanger. Vervolgens werd ze benoemd als zijn opvolger, zonder procedure of proefspel. „Ik had 25 jaar proef gespeeld. En omdat ik altijd in het koor had meegezongen, wist ik ook wat betreft de begeleiding van de hoed en de rand.”
Ze heeft een dubbel gevoel bij haar benoeming, zes jaar geleden. „Mijn vader overleed in februari, Maurice in maart, en precies ertussenin werd ik benoemd. Dat was heftig. Tegelijk kwam een droom voor mij uit. Het is een heel mooie functie, een uitdaging. Maar ook heel hard werken.”
Op een normale zondag zijn er in de kathedraal twee missen, om 10.00 en om 11.45 uur. In mei, als het Mariamaand is en er veel bedevaartgangers zijn, worden er tussen 8.00 en 14.00 uur zelfs vier missen gehouden, waarbij er bij de middelste twee zo’n 2000 mensen in de kerk zitten.
De organiste speelt altijd twee missen zelf, waarbij ze het liefst zo veel mogelijk op het grote orgel doet. Voor en na de mis wordt ze geacht een literatuurstuk te spelen. Dat kan variëren van een werk van Sweelinck of een preludium van Bach, tot de Toccata van Boëllmann of het Premier Choral van Andriessen. „Ik probeer het af te wisselen, de lichtere en zwaardere muziek. Sowieso speel ik in de Veertigdagentijd meer ingetogen dan op hoogtijdagen. De Toccata van Boëllmann als uitsmijter, dat kan hier prima. Dan blijven de mensen beneden wachten tot ik klaar ben en zijn ze dolenthousiast.”
Eigenlijk zijn er weinig beperkingen. „Over protestantse muziek van Buxtehude of Bach hoor je niemand. Een koraal van Bach kan bijvoorbeeld prima tijdens een priesterwijding. Marsmuziek als een Sortie van Lefébure-Wély? Dat is op het randje. Misschien tijdens een carnavalsmis. Soms moet je mensen tegemoetkomen. Als ik de Toccata van Gigout speel, raakt dat de mensen beneden. Daar doe je het toch voor?”
Tegenwoordig kondigt Van den Engh van tevoren aan wat ze gaat spelen. „Dat werkt. Ik krijg er leuke reacties op. Op die manier probeer ik mensen bij het orgelspel te betrekken, anders lopen ze zomaar de kerk in en uit.”
Knorhaantje
Over het grote orgel in ‘haar’ kathedraal is Van den Engh enthousiast. Aan het instrument hebben vanaf 1622 vele orgelmakers gewerkt, onder wie Van Hagerbeer, Heyneman en Vollebregt. In 1984 bracht Flentrop de situatie terug naar die van 1787.
De organiste spreekt van een 18e-eeuws orgel, waarop ontzettend veel mogelijk is. „Franse barok bijvoorbeeld klinkt hier heel goed, omdat het instrument heel tertsrijk is. Sweelinck kan heel mooi met de Vox Humana van het bovenwerk, een knorhaantje. Maar de Zesde Symfonie van Widor of Choral II van Franck gaat ook goed, al heb je geen zwelwerk. Bach is vaak lastig, omdat je geen helder plenum kunt maken. Daar trek ik dan meestal de tongwerken bij.”
Tussen 1629 en 1810 was de kathedraal in protestantse handen, tot Napoleon de basiliek teruggaf aan de rooms-katholieken. Het orgel is grotendeels in die tussentijd tot stand gekomen. Maar een protestants instrument wil de vaste bespeler het niet noemen. „Uit elke tijd is wat over. Het vormt een mix van al die eeuwen.”
Dat ze een ander orgel heeft dan de meeste rooms-katholieke kathedralen in ons land, erkent ze wel. „Den Bosch is misschien wel een vreemde eend in de bijt. Maar daar heb ik niet zo’n last van. Als ik echt Frans-romantische muziek wil spelen, kan ik altijd m’n toevlucht nemen tot het tweeklaviers koororgel van Verschueren. Dat is echt op die leest geschoeid. De beide instrumenten vullen elkaar heel goed aan.”
Met haar cd wil ze een visitekaartje van het grote orgel afgeven, niet van zichzelf. „Misschien ben ik te bescheiden. Maar het is me niet om mezelf te doen. Ik ga voor het instrument. Ik zie het als mijn taak het orgel door de geschiedenis te loodsen. Het stond er al voor ik er was en het zal er waarschijnlijk nog staan als wij er niet meer zijn. Het is leuk als mensen later kunnen zeggen: Zó heeft het in die tijd geklonken.”
Imposant
Véronique van den Engh heeft haar debuut-cd de titel ”Imposant” meegegeven. Dat slaat op het grote orgel van de kathedraal, met het prachtige houtsnijwerk, dat „enorm imposant” is om te zien. De titel verwijst ook naar de imponerende klank van het instrument. Ten slotte zijn ook de composities die de organiste heeft opgenomen naar haar zeggen „groots.”
Het programma valt in drie delen uiteen. Eerst een aantal Duitse werken: van Reger, Böhm, Bach en Buxtehude. Dan volgt een Frans deel, met composities van Gigout, Alain en Boëllmann. Het laatste onderdeel is gevuld met werken van Nederlandse bodem: van Andriessen, De Klerk, Toebosch en Pirenne.
Bewust wil Van den Engh op de cd een „mix voor iedereen” bieden, een afwisseling van zware en lichte muziek. „Een cd met alleen maar muziek van Bach zul je mij niet zien maken.” Vaak zijn programma’s chronologisch opgebouwd: van Sweelinck via Bach naar de 19e en 20e eeuw. „Mijn leermeester Maurice Pirenne was de eerste die daarvan afweek. Daar heb ik een flinke tik van meegekregen”, aldus de organiste.
Wat opvalt in haar spel, zijn de soms lage tempi, bijvoorbeeld in het koraalvoorspel ”Vater unser” van Georg Böhm en in de Toccata in b van Eugène Gigout. Dat is bewust, zegt ze. „In het koraal van Böhm gebeurt zó veel; het is jammer als je daar geen tijd voor neemt. En wat betreft Gigout: je speelt hier in de kathedraal algauw te snel. Dan verdwijnt de muziek in de akoestiek en zijn de lijnen niet meer te volgen. Gastorganisten hebben daar soms moeite mee. Je moet je hier voegen naar de ruimte.”
Welke nummers van de cd er voor haar uitspringen? „Andriessen en Reger. Het Premier Choral van Hendrik Andriessen speelde ik voor het toelatingsexamen van het conservatorium. Een geweldig stuk, helemaal mijn stijl. En de kerkgangers horen het hier graag. De Introduction und Passacaglia in d van Max Reger draag ik op een of andere manier met me mee sinds ik in 1981 registreerde bij een concert van Gisbert Schneider waar hij de Passacaglia speelde. Zó imposant en indrukwekkend!”
Klik voor geluidsfragmenten van de cd.
Eugène Gigout
Albert de Klerk
J. S. Bach