Talige pareltjes uit het Boek der boeken
UTRECHT. De Bijbel in de Statenvertaling is lange tijd een belangrijke inspiratiebron van de Nederlandse woordenschat geweest. Door allerlei nieuwe vertalingen vervaagt de link tussen Bijbel en omgangstaal echter enigszins.
Dat constateert Ton den Boon in zijn boek ”Een lust voor het oog” (uitg. Van Dale, Utrecht), waarin hij allerlei Bijbelse uitdrukkingen bespreekt die we nog dagelijks gebruiken. Den Boon is hoofdredacteur van het woordenboek de dikke Van Dale, taalcolumnist voor dagblad Trouw en auteur van verschillende boeken over taal, kunst en literatuur.
In de inleiding van zijn boek schrijft Den Boon dat vooral formuleringen in de Statenvertaling uit 1637 hun sporen in de Nederlandse taal hebben getrokken. „Sporen die vaak niet meer werden uitgewist door latere Bijbelvertalingen, waarin soms andere formuleringen waren gekozen.”
Den Boon noemt alledaagse uitdrukkingen zoals ”aanstoot nemen”, ”de hand aan de ploeg slaan” en ”een steen des aanstoots” en woorden zoals ”armageddon”, ”jakobsladder” en ”onheilsprofeet”.
„De kracht van de Statenvertaling was zo groot, dat passages daaruit allang een eigen leven waren gaan leiden in de omgangstaal toen nieuwere Bijbelvertalingen nog moesten worden geschreven”, aldus Den Boon.
De schrijver legt bij elke uitdrukking uit waar deze in de Bijbel voorkomt en geeft voorbeelden van hedendaags gebruik, met name in de literatuur en in de politiek. Ook verklaart hij de oorspronkelijke betekenis. Dat laatste is niet geheel overbodig, omdat in veel gevallen woorden en uitdrukkingen in de omgangstaal een heel andere betekenis kregen.
Den Boon: „Daardoor kon in bepaalde gevallen het gebruik van dezelfde formulering in de Bijbel tot verwarring leiden. Wie waren bijvoorbeeld toch die ”armen van geest” die Jezus de hemel in het vooruitzicht stelde? Waren dat de ”simpele zielen” die de armen van geest langzamerhand in de omgangstaal waren geworden, of waren het heel andere mensen?”
Dat laatste dus. Den Boon licht bij het desbetreffende lemma toe dat de betekenis van deze uitdrukking zich sinds de introductie in de Statenvertaling van 1637 „in één rechte lijn ongunstig heeft ontwikkeld in de richting van ”weinig ontwikkelde mensen”. Dat heeft vanaf de 18e eeuw niet erg geholpen bij het begrijpen van de Bergrede.”
Rond 1900 verklaarde de Van Dale de uitdrukking als ”de eenvoudigen”, schrijft de woordenboekmaker. „Dat was zo gek nog niet, want ”de eenvoudigen” is een ruimer begrip dan ”de simpelen”. Eenvoudige mensen zijn niet per definitie weinig ontwikkeld. Zeker in de 19e eeuw betekende ”eenvoudig” nog ”oprecht, ongeveinsd en nederig”.”
En dat is volgens Den Boon wat Jezus in Zijn zaligspreking bedoelde. Hij is dan ook blij met de formulering in de Nieuwe Bijbelvertaling, die het in Mattheüs 5:3 niet heeft over ”armen van geest”, maar over ”wie nederig van hart zijn”. „Op die manier wordt in deze Bijbelvertaling immers het misverstand uit de weggeruimd dat alleen simpele zielen de hemel mogen betreden.”
Intussen hebben de diverse nieuwe Nederlandse vertalingen hun invloed laten gelden, signaleert Den Boon, die Nederlandse taal/ en letterkunde en algemene literatuurwetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen studeerde. „Bijbelse uitdrukkingen in de omgangstaal waren in die nieuwe vertalingen soms niet meer terug te vinden, omdat de Hebreeuwse of Griekse grondteksten net iets anders waren vertaald. (…) De link tussen Bijbel en omgangstaal is hierdoor enigszins aan het vervagen.”
Des te meer reden voor Den Boon om de „talige pareltjes” uit het ”Boek der boeken” te verzamelen en aan te geven hoe deze nog steeds worden gebruikt. „Bewust, maar ook onbewust. Want doordat veel Bijbelwoorden en Bijbelse uitdrukkingen zich losgezongen hebben en soms ook hun oorspronkelijke betekenis kwijtgeraakt zijn, worden ze niet meer als Bijbelse woorden of uitdrukkingen herkend.”