CDA-senator Van Bijsterveld ziet Senaat als waakhond
Fascinatie voor democratie, rechtsstaat en organisatie van het publiek bestuur. Dat zijn voor senator Sophie van Bijsterveld de belangrijkste motieven voor haar werk in de Eerste Kamer. Haar CDA-achtergrond drijft haar: „Het mens- en maatschappijbeeld van deze partij zit mij in de genen.”
Wie aankomt met een pleidooi om de Eerste Kamer af te schaffen, is bij Eerste Kamerlid Van Bijsterveld (53) niet aan het juiste adres: „De Tweede Kamer wordt soms te veel opgeslorpt door de hectiek van de dagelijkse politiek. Daarom is het voor de checks-and-balances goed dat er nog een orgaan is dat toetst of een wet er nu wel of niet moet komen. Velen hebben vandaag de dag vragen bij het functioneren van de overheid. Niet alleen populisten overigens. Te snelle wijzigingen, ondoordachte regels of regels waarvan de uitwerking niet helder is, dat is niet goed. De overheid moet zorgen voor kwalitatief goede wetgeving. De betrouwbaarheid van de overheid is een groot goed.”
Missers
Het ging in de periode dat Van Bijsterveld in de Senaat zit (sinds 2007) verschillende keren mis. De senator schudt de voorbeelden probleemloos uit haar mouw. „De Tweede Kamer aanvaardde enkele maanden geleden een initiatiefwetsvoorstel dat klokkenluiders –mensen die misstanden in hun organisatie naar buiten brengen– beter moet beschermen. Het kreeg een brede steun in de Tweede Kamer. De Eerste Kamer stond op zich achter het idee, maar had tegelijk ook fundamentele juridische bezwaren. Dat leidde ertoe dat de indieners hun voorstel terugnamen en verbeteringen gaan aanbrengen.”
Het tweede voorbeeld dat Van Bijsterveld noemt, is het initiatiefwetsvoorstel van de Partij voor de Dieren dat het ritueel slachten moest verbieden. „Ook deze wet had een breed draagvlak in de Tweede Kamer; toch stemde de Eerste Kamer tegen. In het voorstel werd naar het oordeel van de Senaat geen goede afweging gemaakt tussen godsdienstvrijheid enerzijds en dierenwelzijn anderzijds.”
Als derde noemt de CDA-senator de plannen van minister Plasterk van Binnenlandse Zaken om de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland samen te voegen. „In de Tweede Kamer zouden VVD en PvdA voor gaan stemmen omdat de twee coalitiepartners dat in het regeerakkoord hadden afgesproken. In de Senaat, waar VVD en PvdA geen meerderheid hebben, bestond van meet af aan twijfel over deze operatie. Op ons verzoek schreef de bewindsman toen een visienota over de samenvoeging. Op grond daarvan zei de Senaat: Als dit de motivatie is, gaan we er niet mee akkoord. Mede op grond daarvan zag het kabinet af van de samenvoeging.”
Verwondering
Van Bijsterveld verwondert zich over suggesties uit VVD-kring om de Senaat af te schaffen: „Het bestaan van de Eerste Kamer komt de liberalen even niet goed uit omdat ze samen met coalitiepartner PvdA in de Senaat geen meerderheid hebben. Dat vinden ze kennelijk lastig. Maar als dat je motivatie is, dan vind ik dat onbestaanbaar. Te zot voor woorden. Om die reden kun je niet morrelen aan instituties.”
Maar dat wil niet zeggen dat de CDA-senator de discussie over de positie van de Eerste Kamer niet wil aangaan. „Binnen afzienbare tijd zal die discussie sowieso komen. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken komt met een nota over de positie van de Senaat. Dan gaan we de discussie zeker aan.
Een belangrijk argument voor het bestaansrecht de Eerste Kamer lees ik niet zo vaak. Dat is de preventieve werking die ervan uitgaat richting regering en Tweede Kamer. De regering en politici van ”de overkant” weten dat als er geen deugdelijke voorstellen komen, zij de Senaat op hun weg vinden.”
De CDA’er heeft op dit moment geen behoefte om het politiek instrumentarium voor de Eerste Kamer te wijzigen. „We kunnen goed uit de voeten met de manier waarop we nu werken. Het is goed dat er een keer ja of nee tegen een wetsvoorstel wordt gezegd.” Een terugzendrecht naar de Tweede Kamer van wetten die in de ogen van de Eerste Kamer slecht zijn, hoeft van Van Bijsterveld niet: „Als het echt nodig is, heeft de regering de mogelijkheid om met een novelle te komen waarin ze bepaalde onderdelen van een wetsvoorstel verandert. Dat werkt prima.”
Volgens Van Bijsterveld denkt de politiek al snel dat maatschappelijke problemen opgelost kunnen worden door wetgeving. „Maar wetgeving is doorgaans alleen een hulpmiddel, niet de oplossing zelf. Die oplossing moet vooral in de samenleving en in mensen gevonden worden.”
Politieker
Volgens de senator is in de Eerste Kamer politiek de achterliggende jaren een andere rol gaan spelen. „Dat komt door de weeffout bij de vorming van het huidige kabinet-Rutte/Asscher. Toen is er onvoldoende gelet op de positie van de Eerste Kamer. Voor de belangrijkste doelstellingen van een kabinet is het wenselijk dat de coalitie een meerderheid heeft in beide Kamers van de Staten-Generaal.”
Om zich alsnog van die steun te verzekeren, heeft de huidige VVD/PvdA-coalitie verschillende politieke akkoorden gesloten met D66, ChristenUnie en SGP. En voor de afschaffing van de basisbeurs voor studenten met D66 en GroenLinks. „Het zijn akkoorden met de Tweede Kamerfracties die zijn bedoeld om de Eerste Kamerfracties binnenboord te houden. Deze gang van zaken heeft een risico in zich. Wanneer fracties zich daardoor niet of minder vrij voelen om vanuit een Eerste Kamerperspectief naar de kwaliteit van wetsvoorstellen te kijken, komt de eigen verantwoordelijkheid van de Senaat in het geding.”
De vraag is dan natuurlijk hoe het CDA dat deed toen de partij zelf regeringsverantwoordelijkheid droeg. Tot 2012 was het CDA ook coalitiepartner. „Senatoren van coalitiepartners zijn niet gébonden aan een regeerakkoord, maar wel vérbonden. Je voelt als volksvertegenwoordiger wel een zekere medeverantwoordelijkheid voor een coalitie. Maar daarmee is volgzaamheid niet gegarandeerd. De eigen verantwoordelijkheid van de Senaat staat voorop. Eerste Kamerleden zijn als waakhonden. Als dat niet langer het geval is, houdt het bestaansrecht van dit volksvertegenwoordigend orgaan op. En daar wil ik voor waken.”
Ook nu het CDA niet in de coalitie zit, stelt de Senaatsfractie zich volgens de Tilburgse hoogleraar constructief op: „Wij steunen zo’n 90 procent van de wetsvoorstellen die het kabinet indient.”
Uitdagingen
Het senatorschap kost Van Bijsterveld twee dagen per week: „Een dag vergaderen, op dinsdag, en een dag voorbereiding, thuis. Ik doe het met veel plezier. Ik ben blij dat ik dit mag doen voor mijn partij. Bij het CDA voel ik me thuis; het is ‘mijn’ partij. Het mens- en maatschappijbeeld van deze partij zit mij in de genen. We moeten niet denken vanuit de staat, zoals veel sociaaldemocraten doen; we moeten niet denken vanuit losse individuen, waar ik veel liberalen op betrap, maar vanuit de kracht van de samenleving. Dat doet het CDA.”
Van Bijsterveld denk dat het CDA het best van alle partijen in staat zal zijn om de twee grootste maatschappelijke en politieke vraagstukken van de komende decennia op te lossen. „De eerste uitdaging is de nasleep van de Pim Fortuynrevolte. Die revolte is nog niet uitgewoed. Veel burgers zijn ontevreden. Zij voelen zich in de steek gelaten door de overheid of kunnen niet meekomen met maatschappelijke ontwikkelingen. Het is van het grootste belang dat het basisvertrouwen terugkomt. En daar kan het CDA naar mijn overtuiging een belangrijke rol in vervullen. De partij komt immers niet op voor een bepaalde doelgroep, maar denkt vanuit het algemeen belang. De overheid is er voor iederéén.”
Het tweede vraagstuk waar de samenleving voor staat, is volgens Van Bijsterveld de omvorming van de klassieke verzorgingsstaat. „Die is op den duur niet betaalbaar. Dat maakt burgers onzeker. Vorig jaar kwam het woord participatiesamenleving voor het eerst in de Troonrede voor. Maar voordat het kabinet-Rutte erover sprak, had oud-CDA-leider Balkenende er al over. Die participatiesamenleving is er niet zomaar door het veranderen van een paar wetten. Dat vergt nieuwe evenwichten en het opnieuw doordenken van de rol van maatschappelijke instituties en de betrokkenheid van burgers daarin. Het CDA zal het voortouw hierin gaan nemen.”
Of Van Bijsterveld voor de toekomst ook zorgen heeft over de ethiek in de samenleving? „Ja en nee. Waarden in de samenleving zijn altijd aan verandering onderhevig. Soms is dat goed, soms niet. Gelijkheid van alle burgers, individuele vrijheid en milieu zijn bijvoorbeeld hot items. Maar ook deze positieve waarden moeten niet doorslaan naar één kant.”
Waar volgens de senator wel een leerpunt zit, is het bieden van ruimte aan mensen die niet de opvattingen van de politiek correcte Amsterdamse grachtengordel delen. „Ik pleit voor ruimte voor verscheidenheid waar het gaat om levensbeschouwelijke waardepatronen. De politiek heeft hier soms de neiging zaken naar zich toe te trekken, zelfs als er zich geen problemen voordoen. Dat werkt al snel onnodig polariserend. Laat veranderingen in die waardepatronen zich geleidelijk uitkristalliseren. Het belangrijkste is dat er draagvlak voor is. Daarom heb ik me bijvoorbeeld fel verzet tegen de initiatiefwet die gemeenten verbood trouwambtenaren in dienst te nemen met gewetensbezwaren tegen homohuwelijken. Daarom heb ik ook grote moeite met de dwang die is uitgeoefend op de SGP om vrouwen volwaardig lid te maken. Veranderingen kunnen natuurlijk. Laat die dan vooral van binnenuit komen en laat de overheid hier op afstand blijven.”
„Ik ken veel verzen uit de Psalmberijming van 1773”
„Ik ben in de jaren zestig opgegroeid in Houten, in die tijd nog een boerendorp. Mijn vader was oogarts, mijn moeder wethouder. Mijn ouders zijn met overtuiging christelijk en gaven mij een degelijke opvoeding. De school die daar het best bij paste, was de Christelijk Nationale School, nu de Johannes Bogermanschool. Ik ben daar van 1966 tot 1971 met plezier naar school gegaan. Ik leerde er veel psalmverzen uit de berijming van 1773. Ik ken ze nog steeds uit mijn hoofd.
Na de lagere school ging ik naar het christelijk gymnasium in Utrecht. In die stad studeerde ik aan de rijksuniversiteit staats- en bestuursrecht en privaatrecht. In 1988 promoveerde ik in de rechtsgeleerdheid in Tilburg. Op deze universiteit ben ik nu universitair hoofddocent en bijzonder hoogleraar religie, rechtsstaat en samenleving. Het Brabantse Rijen is al ruim twintig jaar mijn thuisbasis, waar ik in mijn eentje in een leuk huis woon.
Ik ben luthers gedoopt. Toen ik ergens in de dertig was, heb ik me aangesloten bij de Rooms-Katholieke Kerk. Ik zocht een breed kerkelijk dak boven mijn hoofd en dat heb ik gevonden. De katholiciteit van de RK-Kerk spreekt mij aan, evenals het wereldwijde. Ik zie de verschillende stromingen in het christendom niet als tegenstellingen. Ik heb grote waardering voor de varianten van het christelijk geloof zoals ik die ken, ook de reformatorische. Ik zie natuurlijk ook de verschillen, maar die moeten we vandaag de dag niet benadrukken. Laat alle varianten van het christelijk geloof elk op hun eigen manier present zijn in de Nederlandse samenleving. Een rooms-katholiek anno 2014 is geen rooms-katholiek van 1914 of nog eerder. Dat geldt ook voor protestanten. Het geloof ontwikkelt zich, net als de samenleving.”
Dit is het derde deel van een vierluik over de Eerste Kamer. Over twee weken het slot.