Cornelius Lambregtse (1916-2004) overleden
De zondag overleden schrijver Cornelius Lambregtse geniet in de gereformeerde gezindte vooral bekendheid als auteur van de roman ”In Zijn arm de lammeren” (1971). In dit boek verwerkte hij zowel jeugdherinneringen als het overlijden van zijn zoontje Kelvin.
Lambregtse werd op 17 januari 1916 geboren in het Zeeuwse Rilland-Bath. Hij begon in Nederland een loopbaan als onderwijzer, maar emigreerde in 1947 naar de Verenigde Staten, waar hij tot zijn dood woonde. Toch bleven de herinneringen aan Zeeland, waar hij opgroeide, hem dierbaar. In zijn romans -die samen een trilogie vormen- nemen het Zeeuwse landschap en het Zeeuwse dialect een belangrijke plaats in.
Lambregtse portretteerde in ”In Zijn arm de lammeren” de bevindelijk gereformeerden op Zuid-Beveland. Hij deed dit vanuit het gezichtspunt van Fransje Weststrate, jongste kind in een arbeidersgezin dat op 4-jarige leeftijd zou overlijden. De spanningen binnen de Gereformeerde Gemeenten rond de predikanten R. Kok en dr. C. Steenblok vormen het decor van deze roman. De sympathie van de schrijver lag duidelijk bij ds. Kok, die een ruimer aanbod van genade preekte.
Vier jaar later verscheen ”Het scharlaken koord”, waarin Fransjes zus Wantje de hoofdpersoon is. Zij wordt door vader Weststrate met zijn overtuigingskracht op de goede weg geleid. In 1998 voltooide Lambregtse zijn trilogie met ”Vreemdelingen en bijwoners”, een kroniek over Kees Weststrate en zijn familie die zich afspeelt tussen 1944 en 1947. Heel nadrukkelijk brengt de auteur in dit boek ook de kritische distantie van Kees ten opzichte van zijn kerkelijke milieu naar voren. Dat wordt getekend als een zwaarmoedig en kerkistisch klimaat, waar meer de christen dan Christus centraal staat.
„Ik heb een trilogie geschreven over een gezin, waarin elk lid van invloed is op ieder ander lid, waarbij omvang en gehalte sterk verschillen”, zei Lambregtse in 1998 in een interview met deze krant. „Het leeuwinnenaandeel van die invloed krijgt ongetwijfeld de moederfiguur, maar die wordt gedeeld door Maria, de oudstezusterfiguur. Dat betreft vooral de jongere leden, zeker Fransje, maar ook Wantje en Kees. Moeder draagt een kroon, haar gouden stukken, evenals Maria, omdat zij als het oudste kind dichter bij al de jongere gezinsleden staat. Dit alles klinkt bijna symbolisch, maar is het in wezen niet, omdat bijna alle figuren die in de trilogie optreden eens levende wezens waren, zij het onder andere namen. Maar God, de hemelse Regisseur, kan ons rollen toebedelen die we onszelf niet hadden durven inbeelden of toe-eigenen.”
Lambregtse beschreef het reilen en zeilen van hoofdzakelijk eenvoudige landarbeiders in de jaren ’20 tot ’50. „Daarmee wilde ik de waarheid illustreren van wat God zegt van dat soort mensen: „… niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken.” Laat dat een troost voor elke christen zijn.”