Anne Zernike: de eerste vrouw op de kansel
De doopsgezinde gemeente van het Friese dorpje Bovenknijpe heeft in 1911 een landelijke primeur. De 24-jarige Anne Zernike wordt de eerste vrouwelijke predikant van Nederland.
Ze mogen haar wel, de gemeenteleden in Bovenknijpe. „De dominee preekt goed, en het duurt gelukkig niet zo lang.” Maar toch weet ds. Zernike, afkomstig uit Amsterdam, maar moeilijk door te dringen tot de arbeiders en boeren uit het Friese dorp. En eigenlijk is ze ook wat te links en te vrijzinnig voor de doopsgezinde gemeente.
In het Bijbels Museum in Amsterdam is tot en met 13 oktober een tentoonstelling te zien over Zernike (1887-1972). Brieven, schilderijen, boeken, gebruiksvoorwerpen en een documentaire vertellen het verhaal van de eerste vrouw op een Nederlandse kansel, die bekendstond om haar radicale theologische vrijzinnigheid.
Vrije gemeente
Anne Zernike wordt in 1887 geboren in Amsterdam. Ze komt uit een intellectuele familie: haar ouders zijn wiskundigen en broer Frits krijgt in 1953 de Nobelprijs voor natuurkunde. Het gezin kerkt in de Vrije Gemeente, die haar leden –met het christendom als uitgangspunt– een godsdienstig besef wil aankweken en uitgaat van de gelijkwaardigheid van de wereldgodsdiensten.
Als jong meisje weet Anne al dat ze theologie wil gaan studeren, zo blijkt uit haar autobiografie ”Een vrouw in het wondere ambt” uit 1956. „Het was in de eerste jaren van deze eeuw”, schrijft ze, „dat ik, nauwelijks vijftien jaar oud, mijn ouders te kennen gaf predikante te willen worden. (…) Zij toonden zich overigens weinig verbaasd en verzetten zich niet. Mijn vader geloofde, naar mij later is gebleken, weliswaar geen ogenblik aan de mogelijkheid, dat ik ooit een plaats als predikante zou krijgen; maar hij had een onbeperkt vertrouwen in de waarde van studie.”
Na haar kandidaatsexamen theologie aan de Universiteit van Amsterdam schrijft Zernike zich in aan het Doopsgezind Seminarium in Amsterdam. De doopsgezinden laten, sinds 1905, als enige geloofsgemeenschap in Nederland vrouwen toe tot het ambt.
In het laatste studiejaar gaat Zernike uit preken. „Uit het vaak overmatig drukke kerkbezoek bleek wel, dat velen een vrouw op de preekstoel een soort bezienswaardigheid vonden, wat me ook sprak uit nieuwsgierige blikken, die op me werden geworpen. Gelukkig voelde ik steeds na enkele minuten, dat men uitgekeken raakte en luisteren ging. Meerdere malen kreeg ik na zo’n preek een brief, altijd anoniem, die me verwijtend wees op 1 Corinthen 14:34. Ik behoefde de tekst niet meer op te zoeken om te weten wat daar stond: „Dat uw vrouwen in de gemeente zwijgen; want het is haar niet toegestaan te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt.””
Baanbreekster
Zernike studeert in 1911 af en krijgt drie beroepen, waarvan ze dat naar Bovenknijpe aanneemt. De bevestiging vindt plaats op 6 november; de preek gaat over Jeremia 31.
De eerste vrouwelijke predikant van Nederland – dat is groot nieuws voor de kranten. „Of velen Mej. Zernike zullen volgen”, schrijft de Leeuwarder Courant twee dagen later, „zal de tijd leeren. Dit is althans zeker, dat met Mej. Zernike een vrouw het predikambt heeft aanvaard, die eene waardige voorgangster en baanbreekster kan worden genoemd.”
De verslaggever die de intrededienst bijwoonde, vindt Zernikes optreden aantrekkelijk. „Het is eenvoudig en waar. Een vrome toon klinkt door in haar keurig gesproken woord. Zij beschikt over een helder stemgeluid en haar voordracht is kalm en waardig. Men zou haar hoorende, niet zeggen, dat een proponente haar intrede doet zoo vast en verzekerd spreekt zij. Er is in haar voordracht niet van het gejaagde en zenuwachtige dat dikwerf jeugdige prediking kenmerkt.”
In Bovenknijpe ontmoet Zernike de kunstschilder Jan Mankes, met wie ze in 1915 in het huwelijk treedt. Op de tentoonstelling hangen een paar portretten die Mankes van zijn vrouw maakte, er liggen brieven die ze elkaar schreven, en in een vitrine staat een wit porseleinen konijn – een verlovingsgeschenk.
Zernike zegt na haar huwelijk haar betrekking op (dat is normaal in die tijd), en samen verhuizen ze naar Den Haag – een plaats met betere mogelijkheden voor een kunstschilder. Korte tijd later vertrekken ze naar Eerbeek, waar zoon Beint wordt geboren. Mankes overlijdt in 1920 aan tuberculose.
Zernike gaat in 1921 in Rotterdam wonen, waar ze lid wordt van de Nederlandse Protestantenbond. In tuindorp Vreewijk sticht ze een oecumenische gemeente: Het Nieuwe Verbond. Daar staat niet de preekstoel centraal, maar een podium. Religie is voor haar geestelijke voeding, vergelijkbaar met kunst en cultuur. „Soms lijkt het erop”, noteert Zernike, „dat ik juist door poezie en muziek dichter bij de Eeuwige kom.”
Lagere klasse
Uit haar brieven en boeken blijkt een grote maatschappelijke betrokkenheid. Zernike promoveert op 3 oktober 1918 aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over het historisch materialisme en de sociaal-democratische ethiek. Daarin neemt ze zeer uitgesproken stelling tegen de gedachte dat de klassenstrijd de beste weg zou zijn voor de verbetering van de positie van de lagere sociale klasse. Socialisme zou echter gegrond moeten zijn op de ethische overtuiging van gelijkwaardigheid, vindt ze. Niet macht of geweld overwint het kwaad, maar geloof en het goede.
De Russische schrijver Tolstoj, die aan het einde van de negentiende eeuw afstand neemt van zijn bezit en zich inzet voor zwakken en verdrukten, is een belangrijke inspiratiebron voor Zernike. Ook de vriendschap met Henriette Roland Holst is gebaseerd op een gedeelde interesse in maatschappelijke en levensbeschouwelijke problemen.
Annie
In de laatste zaal van de tentoonstellingsruimte staat een grote houten tafel, afkomstig uit het Doopsgezind Seminarium. Studenten die klaar zijn met hun studie, mogen hun naam in het blad kerven. Daar staat het dan, in grote letters: ”Annie Zernike”.
Op de tafel ligt een map met krantenknipsels. Het zijn artikelen en columns die ze in de jaren vijftig en zestig voor onder meer het Rotterdams Nieuwsblad schreef. De boodschap: het staat misschien zo in de Bijbel, maar vrijzinnigen hoeven het zo niet te geloven.
Ds. Mankes-Zernike gaat in 1948 met emeritaat. Ze overlijdt op 6 maart 1972, in ziekenhuis De Lichtenberg in Amersfoort, bijna 85 jaar oud.
De tentoonstelling ”Anne Zernike, de eerste vrouwelijke predikant van Nederland” is tot en met 13 oktober te zien in het Bijbels Museum in Amsterdam. >>bijbelsmuseum.nl
Vrouwelijke predikanten in Nederland
De Algemene Doopsgezinde Sociëteit is het eerste kerkverband in Nederland dat, vanaf 1905, vrouwen de mogelijkheid biedt om predikant te worden. Zernike wordt op 6 november 1911 bevestigd in Bovenknijpe, bij Heerenveen. Later openen ook andere Nederlandse kerkverbanden hun kansels voor vrouwen.
1915 – De Remonstrantse Broederschap laat vrouwen toe tot de predikantsopleiding. Rond 1920 beginnen de eerste vrouwelijke voorgangers.
1967 – De Nederlandse Hervormde Kerk stelt het ambt van predikant open voor vrouwen. Die mogen sinds 1958 al diaken of ouderling worden.
1969 – De Gereformeerde Kerken in Nederland besluiten tot de toelating van vrouwelijke predikanten.
1992 – De Anglicaanse Kerk stelt het priesterambt voor vrouwen open.
1998 – De algemene vergadering van de Unie van Baptistengemeenten besluit dat de gemeenten elkaar de ruimte moeten geven om voor vrouwelijke voorgangers te kiezen. Dat is ook de praktijk in een groeiend aantal evangelische gemeenten. De Christelijke Gereformeerde Kerken besluiten geen vrouwen tot de ambten toe te laten.
1998 – De Oudkatholieke Kerk in Nederland stelt het priesterambt open voor vrouwen.
2004 – De Nederlands Gereformeerde Kerken geven groen licht aan vrouwelijke predikanten. Ds. Judith Cooiman-Bouma is in 2011 de eerste vrouwelijke gemeentepredikant binnen dit kerkverband. De voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, ontstaan bij de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland, kent vrouwelijke predikanten; de Hersteld Hervormde Kerk niet.
2014 – Het deputaatschap m/v in de kerk van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is voorstander van vrouwelijke predikanten, maar de synode besluit verder te studeren op de ambten en de rol van mannen en vrouwen in de eredienst.