Even geduld, in 2080 zijn we schuldenvrij
Het slechte nieuws blijft dat de recente recessie de overheidsfinanciën een opdoffer gaf, waardoor de staatsschuld explodeerde van 45 procent in 2007 naar 74 procent nu. Het goede nieuws is dat Nederland vrij aardig op weg is om die schuld weg te werken.
Nee, met bangmakerij over de naderende vergrijzingsgolf of de langzaam leeglopende aardgasbel in Slochteren hoef je bij lezers van het vandaag verschenen ”Minder zorg om vergrijzing” niet meer aan te komen. Want als de studie van het Centraal Planbureau (CPB) één ding duidelijk maakt, dan is het dat het wel snor lijkt te zitten met de overheidsfinanciën op de langere termijn.
En dat is goed nieuws nadat de Grote Recessie in de afgelopen jaren de staatsschuld deed exploderen door acties om banken te redden, maar vooral: buitengewoon magere economische prestaties.
Die nijpende situatie leidde er echter ook toe dat er een sfeer ontstond waarin politici ingrijpende maar lang voor zich uitgeschoven hervormingen durfden door te voeren, die het beeld van de staatsfinanciën nu in één klap een stuk rooskleuriger maken.
Rekende het CPB in 2010 nog voor dat de overheidsfinanciën zonder ingrijpen onhoudbaar waren en de staatsschuld omstreeks 2060 zou oplopen tot boven de 200 procent (!) van het bbp, inmiddels is er sprake van bijna het spiegelbeeld daarvan: als de toekomst een beetje verloopt zoals de CPB-rekenmeesters het nu verwachten, dan komt de staat straks geen geld tekort, maar is er zelfs ruimte om de overheidsuitgaven vanaf 2018 met 3 miljard euro te verhogen. Dus wat nou dreiging door vergrijzing?
In plaats van een zogeheten houdbaarheidstekort van 4,5 procent in 2010 is er daarmee nu sprake van een houdbaarheidsoverschot van 0,4 procent.
Dat betekent dat het huidige niveau van overheidsvoorzieningen voor lange tijd kan worden volgehouden, zonder dat in de toekomst belastingen of premies verhoogd hoeven te worden of de uitgaven verlaagd.
Die metamorfose van de overheidsfinanciën in een langjarig perspectief is volgens het CPB goeddeels te wijten aan de hervormingen op de terreinen van de zorg en de AOW. Zo pakt door de AOW-leeftijdsverhoging (tot 67 jaar in 2023 en naar schatting 71,5 jaar in 2060) de eerder voorziene stijging van de AOW-uitgaven nu veel minder fors uit.
De hervormingen zorgen er zo voor dat, met name in de jaren tot 2023, het huishoudboekje van de overheid er –met hogere inkomsten maar vooral lagere uitgaven– stukken beter uitziet dan eerder was becijferd.
Zelfs wanneer in de jaren daarna de vergrijzing haar hoogtepunt bereikt en de overheidsuitgaven daardoor oplopen, blijven de inkomsten de uitgaven overtreffen.
Zo stuwt een hogere afdracht van belastingen over pensioenuitkeringen de inkomstenbelasting en leidt de vergrijzing (ouderen consumeren relatief meer) eveneens tot een toename van de btw.
Alleen al die stijging van belastingen en premies is volgens het CPB meer dan genoeg om het effect van de langzaam wegvallende aardgasbaten te compenseren.
Zodoende loopt de staatschuld de komende decennia als vanzelf verder terug, totdat in 2080 het moment aanbreekt dat Nederland zijn laatste euro staatsschuld afbetaalt en vanaf dat moment zelfs vermogen gaat opbouwen.
Rest nog wel dat er wat onzekerheidjes verbonden zijn aan de omvangrijke rekenexercitie van het CPB. Zo is veel hervormingsbeleid, met name in de zorg, weliswaar voorgenomen, wat er in de praktijk van terechtkomt moet nog blijken. Ook is de manier waarop en de snelheid waarmee de economie herstelt, onzeker.
Hoewel het CPB uitgaat van behoedzame ramingen, om zo „de kans op tegenvallers kleiner te maken dan de kans op meevallers”, blijft een nieuwe tegenvallende economische ontwikkeling niet slechts denkbeeldig.
Ogenschijnlijk kleine veranderingen kunnen dan behoorlijk grote gevolgen hebben. Om een voorbeeld te geven: als de levensverwachting van Nederlanders de komende jaren nog twee jaar extra zou toenemen, verdampt bijna het complete houdbaarheidstekort weer als sneeuw voor de zon. En als de collectieve zorguitgaven jaarlijks 1 procent meer stijgen dan nu wordt verwacht –wat in de achterliggende decennia eigenlijk steeds het geval is geweest– zijn we zelfs in één klap weer terug op het nijpende niveau uit 2010.
Oudere profiteert nog steeds, maar nu wel minder
Hoewel het gat kleiner is geworden, profiteren oudere generaties ook na de recente hervormingen nog altijd fors meer van de overheid dan jongere, stelt het CPB in zijn vandaag verschenen studie. Het toekomstige voordeel van onder andere de AOW en de zorg blijft voor deze groep dus zwaarder wegen dan de te betalen belastingen. Per saldo profiteren alle mensen die vóór 1958 zijn geboren van de overheid. Dit profijt loopt op tot circa 160.000 euro voor de cohorten geboren tussen 1920 en 1940. De cohorten geboren na 1958 en vóór 2001 hebben per saldo over de rest van hun leven een negatief netto profijt, dat oploopt op tot circa 170.000 euro voor de gemiddelde persoon geboren rond 1984. Voor de cohorten van na 2001 is er per saldo weer sprake van een positief profijt.