VVD kritisch over hulpgelden Zuid-Sudan
DEN HAAG (ANP). De VVD wil opheldering van minister Lilianne Ploumen (Ontwikkelingssamenwerking) over miljoenen Nederlands ontwikkelingsgeld voor Zuid-Sudan dat volgens de Volkskrant in rook is opgegaan door de burgeroorlog in dat Afrikaanse land. Ook wil Tweede Kamerlid Ingrid de Caluwé van de regeringspartij onder meer weten hoeveel ontwikkelingshulp er nu nog wordt besteed en wat daarmee gebeurt.
Dat zei ze zaterdag in reactie op het bericht in de Volkskrant dat meer dan tien jaar diplomatieke inspanningen en ruim 500 miljoen euro ontwikkelingsgeld vrijwel teniet zijn gedaan na zes maanden burgeroorlog in het jongste land ter wereld. Volgens een woordvoerder van Ploumen ligt dat veel genuanceerder. De suggestie dat alle Nederlandse hulp aan Zuid-Sudan niets heeft opgeleverd, is naar zijn zeggen onjuist.
Diverse ontwikkelingsprogramma’s, over onder meer onderwijs, gezondheidszorg en voedselproductie, zijn volgens de zegsman succesvol afgerond of lopen nog. Hij erkent wel dat enkele positieve ontwikkelingen door de burgeroorlog in de knop zijn gebroken. Van al het ontwikkelingsgeld voor Zuid-Sudan was ongeveer 30 procent bestemd voor noodhulp. „Het gaat hier om humanitaire hulp voor mensen in crisissituaties”, aldus de woordvoerder.
Hij wijst erop dat Ploumen na het uitbreken van de oorlog forse kritiek heeft geuit op de regering in Juba, omdat die er niet in is geslaagd het geweld te voorkomen. Ook was de minister ontstemd dat een staakt-het-vuren binnen korte tijd werd geschonden. Vorige maand schortte ze twee projecten in Zuid-Sudan op uit onvrede over het verloop van het vredesproces in het verscheurde land. Het geld dat vrijkwam, 5 miljoen euro, gaat naar ontheemde en gevluchte Zuid-Sudanezen.
VVD’er De Caluwé wil weten welke lessen Ploumen trekt uit de omvangrijke hulp die Nederland heeft geboden aan Zuid-Sudan en wat dat heeft opgeleverd. Volgens het Kamerlid moeten veiligheid en ontwikkeling altijd hand in hand gaan, moet de hulp worden afgestemd met andere donorlanden en moet de overheid zich richten op de doelen van die hulp en niet op de hulpmiddelen zelf.