Commentaar: Ouders én jongeren hebben belangrijke rol bij aanpak pesten
Pesten wordt een steeds serieuzer probleem, ondanks alle campagnes ertegen. Deze week verschenen diverse filmpjes op internet waarop te zien is hoe scholieren –jongens én meiden– elkaar treiteren en in elkaar slaan. De beelden roepen heftige reacties op.
Van alle middelbare scholieren wordt 15 procent gepest. Dagelijks blijven zo’n 800 kinderen thuis omdat ze niet meer naar school durven. Het aantal meldingen van pesten stijgt en maakt inmiddels ruim de helft uit van het aantal meldingen van psychisch geweld op school.
Cyberpesten –pesten via sociale media als sms, WhatsApp, Facebook en YouTube– is een nieuw fenomeen. Een op de vijf jongeren heeft ermee te maken. De dader blijft letterlijk op veilige afstand. Digitale meelopers zijn er altijd genoeg.
Uit onderzoek blijkt dat pesten ten minste tien jaar gevolgen heeft. Zowel voor het slachtoffer als de dader. Beiden lopen een groter risico op depressies, angst- en paniekstoornissen. De trieste werkelijkheid is dat inmiddels meerdere jongeren zich van het leven beroofden omdat ze gepest werden.
Ouders en leraren maken zich grote zorgen over de app Gossup, waarmee je anoniem roddels en foto’s online kunt plaatsen. Scholieren gebruiken de app massaal om klasgenoten en docenten te pesten. Er zijn veel meer van dit soort apps.
Leidse orthopedagogen ontdekten dat jonge pesters en gepesten vaker een wapen bij zich hebben dan leeftijdsgenoten die niet pesten of worden gepest. Slachtoffers dragen het wapen om zich te beschermen, pesters om anderen ermee te bedreigen.
Pesten brengt ouders en leraren in verlegenheid. Wat is de oplossing? Overheid, onderwijs en hulpverlening lanceren campagnes. Niet de gepesten, maar de pesters worden te kijk gezet als verliezers. Het onderwijs kent het keurmerk ”pestvrije school”. Er is een woud aan therapieën om gepesten te helpen. Saillant detail: op initiatief van de Kinderombudsman zijn ze onderzocht op effectiviteit. Van de zeventig therapieën blijken er slechts dertien te werken.
Het probleem van veel acties tegen pesten is dat ze slechts de buitenkant raken. Op school gedragsregels aan de muur prikken, is prachtig, maar blijkt weinig uit te halen. Terecht wijst de landelijke vereniging van basisschooldirecteuren erop dat kinderen met nogal verschillende normen en waarden de school binnenkomen. Het ene kind krijgt thuis te horen dat het naar de juf of meester moet gaan als het gepest wordt, het andere kind dat het flink moet terugmeppen.
Vanaf het cursusjaar 2015-2016 moeten alle scholen in het basis-, middelbaar en speciaal onderwijs een antipestprogramma, vertrouwenspersoon en antipestcoördinator hebben. Dat is een goede zaak. Maar de aanpak van pesten is niet alleen een taak van overheid, onderwijs en hulpverlening. Zeker ook van ouders. Zij moeten er als eersten alert op zijn of hun kind wordt gepest of zelf pest. Ook jongeren hebben een belangrijke rol. Laten zij het opnemen voor het slachtoffer en de dader aanspreken, in plaats van passief toekijken, of erger: meedoen.