De minister is al enige tijd bezig met de wijzigingen, die zijn opgenomen in 19 wetsvoorstellen. Daarvan liggen er al twee voor advies bij de Raad van State. De andere 17 wil hij daar in 2015 op tafel hebben liggen. Daarna moeten de beide Kamers zich er nog over uitspreken.

De vernieuwing leidt niet tot een stelselwijziging, andere uitgangspunten of nieuwe bevoegdheden maar tot „een ander aanzien” van het wetboek, zei Opstelten. Dat is volgens hem nodig omdat er nu nog verouderde, onnodige of complexe procedures in staan. Bovendien zijn er 323 wijzigingen doorgevoerd sinds 1926, wat de boel er ook niet duidelijker op maakt. Ook is de administratieve rompslomp doorgeschoten, waardoor de opsporing wordt belast. De wijzigingen moeten leiden tot een verbetering van de slagkracht van politie en Openbaar Ministerie, aldus Opstelten.

Voorzitter Frits Bakker van de Raad voor de Rechtspraak waarschuwde deze week juist dat hij het tempo van Opstelten voor de vernieuwing te hoog vindt. Volgens hem is 1,5 jaar erg krap, zeker als je dat afzet tegen een nieuwe wet waarvoor al 2 jaar nodig is.

Opstelten heeft Bakker donderdag laten weten dat het tijdschema is aangepast. „Ik hecht aan kwaliteit. Er wordt meer ruimte genomen”, reageerde hij. „Iedereen krijgt de gelegenheid zijn mening te geven. Tijd is kwaliteit.”