GELDERMALSEN. Buitenlandse opvoedexperts bezochten dinsdag de reformatorische Rehobothschool in Geldermalsen. „We willen een schakel zijn tussen de ouders en het zorgnetwerk.”
„First we go outside for the picture” („We gaan eerst naar buiten voor een foto”), gebaart schoolleider Peter Dirksen van de Rehobothschool in Geldermalsen. Enthousiast gaat hij zijn bezoekers voor naar het schoolplein, waar de fotograaf wacht.
Een stenen verhoging midden op het plein biedt net voldoende plek aan Dirksens buitenlandse gasten, vier in de opvoedkunde gespecialiseerde wetenschappers uit Engeland, Zweden, Denemarken en Finland, en hun begeleiders. Het gros van de gidsen werkt als ambtenaar of hulpverlener in Geldermalsen. Raadsleden uit deze gemeente en deskundigen van het Nederlandse Jeugd Instituut complementeren het geheel.
Opvoedvragen
De buitenlandse bezoekers zijn vooral geïnteresseerd in de nieuwe Jeugdwet. Dat ze tijdens hun studiereis in Geldermalsen belanden, is volgens delegatieleider Ron Slot van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in Geldermalsen geen toeval. „Wij werken al zo veel mogelijk volgens de principes van de wet die volgend jaar van kracht wordt. Dankzij Peter Dirksen loopt deze school daarbij voorop. Het tweewekelijkse CJG-spreekuur van onze jeugd-ggd’ers loopt nergens zo goed als op de Rehobothschool.”
Scholen zo inrichten dat ouders er makkelijk terechtkunnen met hun opvoedvragen; het is volgens Slot dé les van de Scandinavische landen. „Terecht dat we met de Jeugdwet ook hier in Nederland naar die manier van werken toe willen. Leerkrachten en zeker individuele begeleiders hebben vaak het vertrouwen van de ouders. Zij kunnen kinderen doorverwijzen naar het CJG als daar aanleiding voor is. Tijdig bijsturen kan voorkomen dat kleine opvoedvragen uitgroeien tot forse problemen waarvoor ouders een beroep moeten doen op specialistische hulp.”
Vindt ook Dirksen dat een school een schakel moet zijn tussen de ouders en de preventieve jeugdhulpverlening, wil Petra Kouvonen, een expert in de Finse jeugdzorg, weten. „Yes, sure”, knikt Dirksen enthousiast. Hij schetst in grote lijnen de casus van Björn, een 3-jarig jongetje uit een probleemgezin. Het consultatiebureau dat gezinshulp probeerde te regelen voor het gezin, kreeg bij de moeder geen voet aan de grond.
Wel stapte de moeder met Björn aan de hand op Dirksen af met de vraag of ze hem alvast naar school mocht brengen, zodat er overdag rust zou zijn in het gezin. Dirksen introduceerde de moeder bij de jeugd-ggd’er van het opvoedspreekuur. Die liet zich door het consultatiebureau bijpraten over de achtergronden. Dirksen: „Om de moeder te helpen, hebben we Björn hier vervroegd laten starten, terwijl zij alsnog gezinshulp heeft geaccepteerd.”
Kouvonens collega’s schrijven enthousiast mee. „Zat Björn niet op een kinderdagverblijf?” wil Maria Sundvall uit Zweden weten. „Dat is in Nederland geen automatisme”, legt het Geldermalsense D66-raadslid Boer Rookhuiszen uit. „Het komt voor dat ouders er uit principe tegen zijn.”
Religie
Een medewerker van het NJI is benieuwd hoe de filosofie van de Jeugdwet en de principes van de Rehoboth op elkaar aansluiten. „U vertelde dat uw leerkrachten regelmatig met beide ouders in gesprek gaan over de opvoeding van hun kinderen. Heeft dat vooral te maken met de religieuze basis van uw school?” Nee, antwoordt Dirksen, „meer met de pedagogische waarden waar we voor staan.”
De identiteit van zijn „SGP-school” is voor een intensieve samenwerking met de GGD geen sta-in-de-weg, zegt Dirksen. „Als je maar uitlegt wie je bent en waar je voor staat.” Onlangs organiseerde de GGD op de Rehoboth een middag over rouwverwerking. Dirksen: „Vooraf hebben we doorgenomen in welke context de ouders van onze school met hun kinderen spreken over sterven en afscheid nemen. Achteraf kan ik echt zeggen dat het een waardevolle middag was.”
En wat als een kind in de hulpverlening belandt vanwege geloofsgebonden angst- of rouwstoornissen? Dirksen: „Als de identiteit bij de zorgvraag echt een rol speelt, kunnen we een hulpverlener van Eleos of SGJ laten invliegen. Onder de nieuwe Jeugdwet blijft dat mogelijk en ook de contacten met de gemeente zijn dusdanig goed dat daar ruimte voor is.”