Overwinteren aan de rand van de wereld
Een onmogelijke reis, zo noemt Henk de Velde zijn expeditie zelf. Al vanaf september dit jaar overwintert de 54-jarige zeezeiler in een havenstadje in het noorden van Siberië. Volgend jaar zomer hoopt hij zijn zeiltocht via de Noordelijke IJszee voort te zetten. Met aan boord van zijn 17 meter lange jacht een speciale gast: ijsloods Boris Volnij.
De Velde verkeert in barre omstandigheden. Al maandenlang ligt hij met zijn vaartuig ingevroren in Tiksi, een stadje in het uiterste noorden van Siberië. Om hem heen ligt een uitgestrekte ijsvlakte, waarop geregeld harde sneeuwstormen woeden. De dagen brengt hij door in duisternis. Alleen ’s middags is er een uurtje een donkere schemering. Voor de rest hult het landschap zich in de poolnacht.
„Siberië is eenzaam, uitgestrekt, kaal”, laat De Velde in een maandag verzonden e-mailbericht weten. In telegramstijl schrijft hij: „Hier in Tiksi is geen horizon. Zelfs in het uurtje donkere schemering lijkt de verte ongrijpbaar. De sterren zijn schuchter, de maan heel groot. De Poolster staat bijna boven me. Oneindig. Het is ijzig koud; de wind giert om de boot. Naar buiten gaan is geen optie.”
Zeezeiler De Velde maakt voor melkindustrieel Campina met een gelijknamig jacht een reis om de wereld. In juni 2001 vertrok hij met een schip dat is uitgerust met hypermoderne navigatieapparatuur. Over zijn avonturen publiceert De Velde, die aanvankelijk op de grote vaart vele malen de wereldzeeën doorkruiste, geregeld in regionale kranten. Ook houdt hij op internet een eigen dagboek bij.
Belangrijkste missie van de reis voor Campina is een zeiltocht over de Noordelijke IJszee. Als eerste Nederlander wil De Velde per zeilschip de route boven Siberië varen. Hij heeft ervoor gekozen om de tocht van oost naar west te varen, in tegenstelling tot Willem Barentsz, de ontdekkingsreiziger die in de zestiende eeuw een overwintering op Nova Zembla met de dood moest bekopen.
In juli van dit jaar bereikte De Velde de stad Providenija, gelegen aan de uiterste oostkant van Rusland. Met hulp van ijsloods Boris Volnij slaagde hij erin om Tiksi te bereiken. „Verdergaan was helaas onmogelijk. Door toenemende ijsmassa’s waren wij gedwongen om onder zeil te gaan. De weg naar Moermansk was onbegaanbaar.”
Pas in augustus 2004 denkt De Velde de reis te kunnen hervatten. Dan komt ook ijsloods Boris, een gepensioneerd zeekapitein uit Oekraïne, weer aan boord. „De Russische autoriteiten vinden solo te riskant. Ik denk dat het risico meevalt. Pakijs kan mijn scheepje kraken, maar dat zal het ook doen met een ijsloods aan boord.”
Als de reis voorspoedig verloopt, doet De Velde in oktober of november Nederland weer aan. „Of het lukt, weet ik niet. Er zijn ’s zomers langs de kust, die 3000 mijl lang is, veel open plekken in het ijs, maar als de noordenwind aanwakkert, zit alles zo weer vol. Ik heb zuidenwind nodig. Die blaast het dikke pakijs weg.”
De overwintering in het ijskoude en donkere Siberië is zwaar, maar De Velde staat zijn mannetje. „Ik wil dit meemaken”, schrijft hij. „Ik wil hier zijn met mijn scheepje dat mij moet thuisbrengen. Ik wil weten wat het is om hier met een kou van -40 graden en sneeuwstormen te zijn. Als ik buiten ben, steekt de kou 10.000 naalden in mijn wangen. Binnen kan ik het met de kachel op +10 graden krijgen. De dagen vliegen om. Want ik ben waar ik wil zijn.”
Zijn proviand haalt De Velde in het nabijgelegen Tiksi, een stadje met zo’n 4000 inwoners. Water krijgt hij door een ijsblok naast het schip uit te hakken en in zijn keukentje te smelten. Afval verbrandt hij buiten. „De temperatuur is zonder wind ongeveer -30 graden. Als ik vijf minuten buiten ben, is het mondstuk van de bivakmuts al bevroren, na tien minuten de oogleden ook.”
De Velde heeft goede communicatieapparatuur aan boord, al valt het bereik met zijn Campina-team in Amsterdam bij al te hevige sneeuwstormen soms weg. Met de inwoners van Tiksi heeft hij spaarzamelijk contact. „Ik reken nooit op hulp. Heb ik het wel nodig, dan hoop ik op hulp. Ik ben hier op mijn eigen verantwoording. Maar ik zoek de eenzaamheid, dus voel ik de eenzaamheid niet.”
De zeezeiler zit naar eigen zeggen op „een van de onmogelijkste plekken op aarde, aan de uiterste rand van de wereld.” „Soms, als ik stil ’s avonds aan boord ben, word ik opgeschrikt door een felle knal. Ergens barst er dan een scheur in het ijs. Dit glorieuze arctische land leert mij geduld te hebben. Volharding is mijn enige bondgenoot.”
voetnoot (u17(Op zoek naar het verhaal achter opvallende berichtjes van het afgelopen jaar. Vandaag deel 5 in een serie.