Jonge boeren bezinnen zich op de wereldvoedselproductie
UTRECHT. Terwijl de wereldbevolking blijft groeien naar een verwachte 9 miljard mensen in 2050, krimpt en vergrijst de boerenstand. Op uitnodiging van Rabobank bezonnen vijftig jonge boeren en tuinders uit zestien landen zich afgelopen week op de toekomst van de voedselvoorziening.
De jonge boeren –allemaal onder de 40– zijn volgens de bank de agrarische leiders van morgen. Zij moeten de mondiale voedselproductie zeker stellen. Dat is geen gemakkelijke taak, als je bedenkt dat het areaal landbouwgrond jaarlijks met 1 procent afneemt door erosie en verstedelijking en hulpbronnen schaarser worden. Bovendien moeten de land- en tuinbouw de milieubelasting verminderen en verspilling aanpakken.
Wie wil in zo’n tijd nog boer of tuinder worden, vraagt ook Berry Marttin, lid van de raad van bestuur van Rabobank Nederland, zich af. „Het is lastig om jonge mensen te vinden die voor dit vak kiezen. Het is een complex beroep. We moeten het aantrekkelijk maken, want zonder boeren is er geen toekomst.”
Bedrijfsopvolging was dan ook een van de onderwerpen tijdens de eerste internationale masterclass voor jonge boeren die de bank vorige week had georganiseerd. Volgens Marttin is meer dan de helft van de boeren in Amerika, Australië en diverse Europese landen ouder dan 55. Daarnaast halveert het aantal boeren en tuinders elke twintig jaar. „Steeds minder boeren moeten steeds meer monden voeden.”
De Wereldvoedselorganisatie (FAO) schat dat 10 tot 15 procent van de noodzakelijke vergroting van de voedselproductie kan worden bereikt door nieuwe grond in gebruik te nemen. De rest moet uit productieverhoging per hectare komen. Op dit moment blijft de vooruitgang steken op 1,4 procent per jaar, terwijl dat 1,75 procent zou moeten zijn.
Daarom was innovatie een ander belangrijk thema tijdens de masterclass. Marttin: „De volgende generatie boeren moet nadenken over nieuwe manieren van produceren met inzet van intelligente technieken. Ook het gebruik van sociale media wordt belangrijker om de relatie tussen boer en consument te versterken.”
Erin Green,
Australië
„Mijn man en ik hebben een boerderij van 8500 hectare in West-Australië. We verbouwen graan, koolzaad en lupinen. De gewassen groeien in de winter (van het zuidelijk halfrond, red). We beginnen met zaaien in april, de oogst loopt door tot in december. We wonen op 20 kilometer van een heel klein dorp. De dichtstbijzijnde regionale stad is Geraldton, 50 kilometer bij ons vandaan. Mijn man doet het werk op de boerderij. Ik regel de administratie. Daarnaast werk ik een paar dagen per week bij een organisatie voor landbouwvoorlichting. Hierdoor blijf ik op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen, wat ons eigen bedrijf ook ten goede komt.
Onze visie op de toekomst sluit aan bij het thema van deze masterclass: meer produceren met minder, verbeteren van de duurzaamheid. Onze grond is ons belangrijkste bezit. Daar moeten we goed voor zorgen. Water vind ik een van de grootste risico’s voor ons bedrijf. Bij ons valt maximaal 350 millimeter regen per jaar, maar dat wisselt erg. We moeten daarom zo efficiënt mogelijk met water omgaan. Verder vind ik dat we als boeren meer moeten samenwerken. We zullen elkaar meer moeten zien als partners, en niet als concurrenten.
Het grootste deel van onze oogst gaat in bulk weg voor export. Met consumenten hebben we daardoor niet veel contact. Daar ligt zeker een verbeterpunt, we moeten het publiek ons verhaal vertellen.”
Angus Nicoll,
Zambia
„Ik ben geboren en getogen in het midden van Zambia op een familiebedrijf dat in de jaren 60 werd opgericht. Op dit moment ben ik de eigenaar van de boerderij. Toen mijn ouders drie jaar geleden vroegen wie van de zes kinderen de boerderij wilde overnemen, waren alleen mijn broer en ik geïnteresseerd. Het land hebben mijn broer en ik toen eerlijk verdeeld.
Ik verbouw onder meer mais en soja. De oogst is deels bestemd voor menselijke consumptie, deels voor veevoer. Ook produceer ik zaden voor andere boeren die daar zelf gewassen uit telen. In de toekomst wil ik rietsuiker gaan verbouwen, zowel voor de lokale markt als voor export. De suiker zal bestemd zijn voor consumptie, maar ook voor verwerking tot biobrandstof. Daarnaast wil ik mijn bedrijf graag duurzamer maken. Zonder dat kan ik niet verder. Maar voordat ik daarmee aan de slag ga, wil ik de productie vergroten door te investeren in verbetering van de kwaliteit van mijn grond en een betere irrigatie. Tegelijk wil ik minder meststoffen gebruiken.
Waar ik ’s nachts wakker van kan liggen, zijn de instabiele markten. Niet alleen wat er in ons land gebeurt heeft invloed op de prijsvorming, maar ook wat er aan de andere kant van de oceaan plaatsvindt. Plannen is daardoor voor mij erg moeilijk. Contact met consumenten is voor mij niet noodzakelijk. Ik word vooral door mijn afnemers op de hoogte gehouden van wat er bij consumenten speelt.”
Andres Carvallo,
Chili
„Mijn schoonvader is 25 jaar geleden begonnen met het produceren en exporteren van blauwe bessen. Tegenwoordig hebben we verkoopkantoren in landen over de hele wereld. Ook in andere delen van de wereld produceren we blauwe bessen, zodat we de consumenten het jaar rond kunnen voorzien van vers fruit.
Mijn taak is het verbreden van de fruitproductie, in Chili maar ook daarbuiten. We willen de consument een breed pakket fruitsoorten kunnen aanbieden. Dat doen we door partnerschappen op te zetten met andere ondernemingen en een sterk merk te ontwikkelen. Als je in vers fruit handelt, moet je op de hoogte zijn van de behoefte van de markt. Dat is een belangrijk onderdeel in onze groeistrategie.
Een duurzame relatie met onze medewerkers is voor ons cruciaal. We hebben duizend mensen in vaste dienst. In het hoogseizoen telt ons bedrijf wereldwijd meer dan 5000 medewerkers. Technisch willen we voortdurend bijblijven, om duurzamer te kunnen produceren.”
Ad van Adrichem, Nederland
„Ik werk bij Duijvestijn Tomaten, een glastuinbouwbedrijf in Pijnacker waar tomaten worden geproduceerd en verpakt volgens specificaties van onze klanten. De afgelopen jaren heeft ons bedrijf geïnvesteerd in verduurzaming van de productie. De komende periode zal de meeste aandacht uitgaan naar de verkoop van onze producten. We willen de toegevoegde waarde vergroten, bijvoorbeeld door te bekijken welke onderdelen van de planten geschikt zijn voor industriële toepassingen. Van bladeren en stengels kun je verpakkingen maken, terwijl in het sap stoffen zitten die misschien gebruikt kunnen worden door de farmaceutische industrie.
Onze tomatenvarianten brengen we onder eigen label op de markt. Door de consument te vertellen hoe we telen en informatie te geven over de smaak en kwaliteit van ons product hopen we een betere prijs te bereiken. We zijn regelmatig aanwezig bij publieksevenementen. Daar laten we nieuwe producten zien, vertellen we over de teelt en kunnen de mensen proeven.”