Hendrikus Berkhof, een theoloog van de synthese
Een theoloog die noch liberaal noch orthodox wilde zijn, maar voortdurend feeling wilde hebben met de moderne cultuur. Prof. dr. H. Berkhof was een van de leidende theologen van de vorige eeuw en was ook internationaal een bekend oecumenicus. Morgen is het honderd jaar geleden dat hij geboren werd.
Hendrikus Berkhof werd op 11 juni 1914 in Appeltern geboren. Hij groeide op in een hervormd milieu en studeerde theologie in Amsterdam en Leiden. In 1932 promoveerde hij bij de Leidse kerkhistoricus J. N. Bakhuizen van den Brink op de theologie van Eusebius van Caesarea. In 1937 volgde een jaar studie in Berlijn, waar hij in contact kwam met de leidende figuren van de Bekennende Kirche, die zich verzette tegen de nazi’s. Na een halfjaar moest Berkhof zijn studie in Duitsland afbreken, omdat hij wegens opruiende activiteiten door de Gestapo werd gezocht.
Berkhof deed op 16 oktober 1938 intrede als hervormd predikant in de gemeente van Lemele (Overijssel). Na de oorlog werd Berkhof docent aan het seminarium Kerk en Wereld in Driebergen, gecombineerd met het predikantschap in Zeist. In 1950 volgde de benoeming tot rector van het Hervormd Seminarie in Driebergen. Beide functies brachten hem midden in de maalstroom van het kerkelijk leven in een fase van opbouw en vernieuwing na de Tweede Wereldoorlog.
Fundamenteel voor zijn loopbaan was het kerkelijk hoogleraarschap dogmatiek in Leiden van 1960 tot 1981. In deze periode groeide Berkhof uit tot een invloedrijk theoloog. Hij zette ook een stempel op de ontluikende oecumene na de oorlog door zijn activiteiten binnen de Wereldraad van Kerken en als voorzitter van de landelijke Raad van Kerken.
Ontwikkeling
Kenmerkend voor Berkhof was dat hij zich ontwikkelde van een relatief orthodox reformatorisch theoloog naar een theoloog die open wilde staan voor nieuwe ontwikkelingen in kerk en theologie van deze tijd, zonder daarmee echter in het kamp van vrijzinnigheid verzeild te raken. Daarvoor was hij te zeer overtuigd van de normerende betekenis van Schrift en kerkelijke traditie, al had hij niets met een formeel Schriftgezag en opgelegde geloofsvoorstellingen.
Die ontwikkeling van orthodoxie naar openheid is al traceerbaar in zijn ”Geschiedenis der kerk”, een werk uit 1941 dat op orthodoxe wijze positie kiest in de dogmatische beslissingen van de Vroege Kerk, de Reformatie, de verlichting en de besluiten van Dordt ten aanzien van de remonstranten. De zesde druk die Berkhof in 1955 redigeerde was, zeker op het punt van de remonstranten, genuanceerder en wilde ook rekening houden met het waarheidselement bij deze veroordeelde groep. Dat typeert Berkhof: er is een continuïteit, maar in verschillende periodes van zijn leven zijn er –soms wezenlijke– aanpassingen aangebracht, zijns inziens nodig omdat theologie altijd in de context van de tijd beoefend wordt.
De theologie van Karl Barth was van beslissende invloed op het theologiseren van Berkhof. Hij werd een echte barthiaan, ook vanwege zijn sympathie voor een universalistische verzoeningsleer. Aan het eind van de jaren zestig maakte hij een belangrijke ommezwaai. In plaats van het theologiseren vanuit de openbaring van boven in Jezus Christus (de invalshoek van Barth) legde Berkhof de nadruk op de mens en zijn ervaring. De geschiedenis werd nu het hart van zijn theologie, en wel in de zin van de voorstuwing van de mens(heid) op weg naar de vernieuwing van de wereld en de komst van het Koninkrijk.
Daarvan getuigen werken zoals ”Christus de zin der geschiedenis (1958) en ”Christus en de machten” (1963). Het zijn boeken waarin de gekruisigde en opgestane Heer van de geschiedenis een belangrijke rol speelt, de bevrijdende kracht van Christus in de structuren van de samenleving. Berkhof kwam daarbij tot een positieve waardering van de secularisatie: de wereld als ontgoddelijkte en zelfstandige werkelijkheid. Christus heeft een humanisering van de mens en een verzakelijking van de natuur gebracht.
Christelijk geloof
Berkhof raakte vooral bekend door zijn dogmatiek ”Christelijk geloof”, waarvan in 1974 de eerste druk verscheen en die verschillende herdrukken kreeg. Daarin interpreteert Berkhof de traditie op eigenzinnige wijze door God nauw te betrekken bij de menselijke werkelijkheid en de geschiedenis zonder dat Hij Zijn zelfstandigheid en vrijheid verliest. Berkhof kan niet veel meer met een –zijns inziens door het Griekse denken beïnvloed– onveranderlijk en abstract zijnsbegrip van God. Begrippen zoals Gods ”weerloze overmacht” en Gods ”veranderbare trouw” zijn kenmerkende termen waarmee Berkhof een veel meer ‘beweeglijke’ God beschrijft. God treedt in Zijn openbaring als het ware terug en geeft de mens speelruimte en vrijheid die deze kan misbruiken.
Zo komt Berkhof ook tot wezenlijke aanpassingen in de christologie. Jezus is niet God en mens, maar de voleindigde verbondsmens, de door God geschonken nieuwe mens, waarbij het christelijk geloof in feite niet meer was dan het deelhebben aan de ware humaniteit die Jezus heeft verwerkelijkt. Berkhof kan weinig beginnen met het eeuwige zoonschap van God en de maagdelijke geboorte. Jezus is voor hem niet de uit de hemel neergedaalde Zoon van God, maar de door God op de aarde geschapen zoon. De Drie-eenheid vat Berkhof op als een historisch proces waarin de Vader de goddelijke partner is, de Zoon de menselijke vertegenwoordiger en de Geest de band tussen beiden.
Dat typeert Berkhof: hij verwerpt niet het verticale denken in de tegemoetkoming van God naar de mens, maar interpreteert dat op het horizontale vlak van mens en geschiedenis. Uiteindelijk heeft God mensen niet nodig, maar kiest Hij ervoor om met de mens als verbondspartner op weg te gaan naar het Koninkrijk, dat wel van boven komt maar waarbij mensen als volwaardige partner ingeschakeld worden. Niet voor niets besteedt Berkhof veel meer aandacht aan Gods neerbuigende liefde tot de mens in plaats van aan Gods verhevenheid.
Daarin ligt ook de grote betekenis van het verbond, dat Berkhof ook herijkt als ontmoetingsgebeuren. Berkhof handhaaft de centrale betekenis van de Reformatie, de rechtvaardiging door het geloof alleen en de verkiezing –contra alle moralisme en eigenwillige heiliging–, maar stelt onbekommerder dan de gereformeerde vaderen dat mensen in het verbond een beslissende rol spelen, anders zou het geen echt verbond zijn. De mens is enerzijds partner en geen marionet van God, anderzijds wordt deze ontmoeting door God gedragen en begonnen.
De verkiezing wordt bij Berkhof niet ter sprake gebracht binnen de vrijmacht van God (Die de een verkiest en de ander in zijn verderf laat) maar binnen de verbondsrelatie tussen God en mens. De mens mag als zondaar en trouweloze verbondspartner terugvallen op de eenzijdige trouw, waardoor hij zich vastgehouden weet.
Talrijk en ook zeer kritisch uit orthodox-gereformeerde hoek waren de reacties op Berkhofs ”Christelijk geloof”. Die kritiek richtte zich onder meer op zijn ontkenning van de maagdelijke geboorte en de erfzonde, en op zijn gedachte dat Christus ook zonder de zondeval mens geworden zou zijn. Men kritiseerde vooral de optimistische grondtoon van Berkhofs theologie en zijn al te rigoureuze herijkingen van de klassieke dogma’s in de Vroege Kerk.
Synthese
Berkhof is een van de invloedrijkste Nederlandse theologen van de vorige eeuw geweest. Als oecumenisch gericht theoloog probeerde hij te bemiddelen tussen de gangbare theologische tradities en in te spelen op de nieuwe uitdagingen in kerk en maatschappij. Berkhof was typisch een theoloog van de synthese, wilde liberaal noch orthodox zijn, liep nooit klakkeloos mee met welke modestroming dan ook.
De term bruggenbouwer is geschikt om Berkhofs theologie te typeren: hij poogde te bemiddelen tussen het Evangelie en de moderne cultuur. Iemand die in termen van synthese wil denken, wéét ook dat hij naar beide kanten kritiek zal hebben. Berkhof heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij de orthodox-gereformeerde posities wilde herijken met het oog op een hernieuwde vertaling van het Evangelie naar deze tijd.
Maar ook de linkerkant onthield hij zijn kritiek niet. In een tijd waarin politiek en maatschappelijk engagement eenzijdig de toon ging bepalen in de theologie, wilde Berkhof God Zelf weer ter sprake brengen. Spiritualiteit was voor hem hét geneesmiddel in een tijd die zich kenmerkte door wat hij noemde Godsverduistering, een term die hij eind jaren tachtig aan Martin Buber ontleende. Hij zette daarmee een discussie in gang die ten slotte in geheel de kerk gevoerd werd.
De laatste jaren leed hij aan de gevolgen van een hersenbloeding in 1990. Een persoonlijke herinnering is wellicht op haar plaats: tijdens een ontmoeting in een verpleegtehuis in Leiderdorp sprak hij erg geëmotioneerd over de goedheid van God in zijn leven. Volgens E. P. Meijering, die een theologische biografie over Berkhof schreef, had Berkhof een zeer persoonlijk geloof in God, wat zich uitte in een sterk gebedsleven. Uiteindelijk was de theologische formulering een ondergeschikte en gebrekkige zaak die nooit de openbaring in haar greep kon krijgen. In zijn theologische verwoording en verantwoording sprak Berkhof steeds meer in werkwoorden en minder in zelfstandige naamwoorden. Helaas liet hij daarbij waardevolle elementen uit de traditie en het vroegkerkelijke dogma liggen.
Protest tegen vervlakking prediking
Berkhof maakte veel ophef door zijn brochure ”De crisis der middenorthodoxie” (1952). Daarin kritiseerde hij het theologische midden in de Hervormde Kerk, die hij aanduidde met de term middenorthodoxie, een samengaan van de oude ethische en confessionele richting. Berkhof bespeurde in de prediking een oppervlakkige verkondiging waarbij de aanklagende functie van de Wet en de toe-eigening van het heil werden verwaarloosd. Er is sprake van goedkope genade, die bij de mens geen offers meer kostte. Iedereen was immers gered. Berkhof constateerde in de naoorlogse kerk een rusteloos activisme zonder voeding vanuit de spirituele bron. Berkhof pleitte voor meer bidden en studeren bij predikanten, waardoor de prediking weer een krachtig gebeuren werd.
Het boek was vooral bedoeld als tegemoetkoming aan de Gereformeerde Bond. Het geschriftje kreeg later een vervolg in de briefwisseling met ds. G. Boer, de voorzitter van de Gereformeerde Bond. Daaruit bleek volgens Berkhof dat de fronten verschoven waren. In deze tijd gaat het niet meer om de vraag: Hoe krijg ik een genadige God, maar: Is er een God?
Ruim een halve eeuw later zijn Berkhofs woorden van profetische waarheid gebleken, aldus E. P. Meijering. De negatieve tendensen en de achteruitgang in de kerk hebben zich versterkt, die door geen activiteit kunnen worden gecamoufleerd. Berkhof gaf volgens Meijering geen weg aan, want studeren en bidden kunnen niet tot een programma worden gemaakt. „Er is immers geen methode, om het licht der wereld te worden. Of beter: er is maar één methode: zelf in het volle licht te staan!”
Lees ook in Digibron:
Berkhof was bruggenbouwer (Reformatorisch Dagblad, 22-11-2012)
Van rechtzinnig calvinist tot oecumenisch theoloog (Reformatorisch Dagblad, 07-03-1997)
Prof. Berkhof, man van twee fronten : Invloedrijke oecumenicus wilde liberaal noch orthodox zijn (Reformatorisch Dagblad, 20-12-1995)
Dr. H. Berkhof (81) overleden (Reformatorisch Dagblad, 19-12-1995)
Prof. Berkhof veertig jaar predikant (Reformatorisch Dagblad, 14-10-1978)
Een nieuwe dogmatiek van Berkhof (4) (De Waarheidsvriend, 29-08-1974)
Een nieuwe dogmatiek van Berkhof (3) (De Waarheidsvriend, 22-08-1974)
Een nieuwe dogmatiek van Berkhof (2) (De Waarheidsvriend, 08-08-1974)
Een nieuwe dogmatiek van Berkhof (1) (De Waarheidsvriend, 25-07-1974)
De critiek van dr. Berkhof (De Waarheidsvriend, 03-04-1952)
Crisis der midden-orthodoxie (3) door W.L. Tukker (Gereformeerd Weekblad, 01-03-1952)
Crisis der midden-orthodoxie (2) door W.L. Tukker (Gereformeerd Weekblad, 09-02-1952)
Crisis der midden-orthodoxie (1) door W.L. Tukker (Gereformeerd Weekblad, 26-01-1952)