Piloten verscholen in Cadillac-ambulance
Met genoegen denkt Martin de Vrij (68) uit Assen terug aan de jaren dat hij in een Cadillac-ambulance zieken vervoerde. Het was een lust om in de topauto over de weg te zoeven. „Nu wordt Bush nog in een Cadillac-limousine rondgereden.”
Bij het ziekenhuis in Assen keken ze verrast op toen op 14 augustus dit jaar een monumentale Cadillac voorreed. Martin de Vrij kwam met de oude ambulancewagen zijn schoonvader Gerrit de Vries ophalen. „Die dag staakte het ambulancepersoneel van het ziekenhuis”, vertelt De Vrij in de keuken van zijn fraaie woning in Assen. „Mijn schoonvader moest naar het ziekenhuis voor controle. Een paar weken eerder was hij gevallen. Nu zou het gips eraf gaan. Personeel wilde hem nog wel naar het ziekenhuis vervoeren, maar niet meer terugbrengen naar het verpleeghuis. Toen heb ik hem met de oude Cadillac opgehaald. Een tv-ploeg stond me op te wachten.” Recent is De Vries op 91-jarige leeftijd overleden.
Martin de Vrij stamt uit een ambulancefamilie. Zijn vader startte begin jaren dertig vanuit Leeuwarden ziekenvervoer. De schoonfamilie van Martin de Vrij is werkzaam in dezelfde sector. Schoonvader De Vries zette eind jaren veertig in Assen een ambulancebedrijf op poten. Zelf was Martin de Vrij van 1953 tot 1996 actief op de ziekenwagen. Een van zijn zoons werkt nu in Noord-Brabant in het ziekenvervoer.
De Cadillac waarmee De Vrij deze zomer zijn schoonvader ophaalde, dateert uit 1959. De automobiel deed dienst in de regio Leeuwarden en later, tot 1985, op Vlieland. Nadat de Cadillac uit het zicht was verdwenen, wist De Vrij de wagen eind jaren tachtig in Hilversum weer op de kop te tikken. Hij liet de auto grondig opknappen. „Er hangt voor mij veel emotie rond die auto. Vader heeft er zijn laatste zieken mee vervoerd.”
Tegenwoordig haalt De Vrij de Cadillac alleen voor feestelijkheden van stal. „De auto wordt bijvoorbeeld getoond bij de opening van een ziekenhuis. Pas heb ik er een bruidspaar mee vervoerd. Man en vrouw zijn allebei verpleegkundige. De bruidegom heb ik in Venlo opgehaald en naar zijn bruid in Roermond gebracht.” Op termijn moet de oldtimer een plaats krijgen in het nieuw op te richten politie-,brandweer- en ambulancemuseum Securion.
De Vrij bewaart dierbare herinneringen aan de Cadillacs die het familiebedrijf had rijden. „Vader was een man van perfectie. Het beste was nog niet goed genoeg. De Cadillac is een bijzondere auto. Je zoeft over de weg. In 1962 moest ik voor de ANWB een vrouw uit Noord-Spanje halen. Dan merk je pas goed hoe comfortabel de Cadillac is. President Bush wordt natuurlijk niet voor niets in een Cadillac-limousine vervoerd.” Echtgenote Tinie de Vrij-de Vries maakt een vloeiende beweging met haar handen. „Het is een geweldige auto met een fantastische wegligging. Hij reed zomaar 160.”
In de Tweede Wereldoorlog zette Martins vader Willem de Vrij twee Cadillac-ziekenwagens in bij het verzet. In de wagens (uit 1931 en 1936) vervoerde hij piloten en Joden. „Vader zat bij de ondergrondse. Hij droeg altijd het ontsmettingsmiddel lysol bij zich. Ik ruik de scherpe geur nog. Als de Duitsers dat spul roken, deinsden ze terug. Dat kwam vader goed uit. Op die manier kregen de Duiters de onderduikers niet in de gaten.”
Bijzonder is een gebeurtenis uit 1942. „Vader moest een zwangere Joodse vrouw van een woonbootje bij Twijzelerheide naar een arbeidershuisje in Jelsum brengen, onder de rook van het vliegveld waar veel Duitsers zaten. In diezelfde tijd was er een Joodse man uit Kamp Westerbork ontvlucht. Een dominee in Westerbork had zich over hem ontfermd. Mijn vader moest die Jood ophalen en ook per ambulance naar hetzelfde arbeidershuisje bij Jelsum vervoeren. Toen bleek de ontvluchte Jood de man te zijn van de zwangere vrouw. Dat was een bijzonder weerzien.”
Vader De Vrij belandde in 1944 in een concentratiekamp in Duitsland. Vanwege zijn verdiensten voor het verzet kreeg hij naderhand onderscheidingen van de Amerikaanse president Eisenhower en de Engelse bevelhebber Lord Arthur Tedder.
In ruim veertig jaar ambulancewerk zag Martin de Vrij van nabij hoe dicht dood en leven bij elkaar liggen. Tragisch was een ongeval tussen Leeuwarden en Hardegarijp, bijna een halve eeuw geleden. „Vier jongens, net terug uit catechisatie, reden met hun Volkswagen Kever onder een vrachtwagen. Alle vier zijn ze verbrand. Als ik die bewuste plaats voorbijrijd, moet ik altijd nog denken aan dat ongeval.” Ook een ongeluk waarbij een bus op een trein botste, staat in zijn geheugen gegrift. „In de bus zaten bruiloftsgangers. Er vielen doden en gewonden.”
Bijzonder heugelijk was een klus in 1958. „In Deinum, onder Leeuwarden, was een vrouw bevallen. Ik moest met de taxi het kind naar het Diaconessenziekenhuis in Leeuwarden brengen. Dus ik de auto in met een baby’tje in een doosje met een kruikje. Toen belde de arts. Ik moest meteen vanuit het ziekenhuis terugkomen. De vrouw had nog een kind gebaard. Dus ik weer naar Deinum en met het tweede kindje weer terug naar het ziekenhuis. Weer kwam er bericht. Er was een dérde kindje geboren. Hetzelfde verhaal weer. En daarna belde de dokter opnieuw. Er was een vierde kind op komst! Nu werd mijn broer Willem met de ziekenwagen ingeschakeld. Daarmee zijn de moeder, het vierde kind, mijn broer en ik naar het ziekenhuis gereden. Jaren later ben ik nog eens met de vierling, inclusief ouders en grootouders, naar De Efteling in Kaatsheuvel geweest.”
Op zoek naar het verhaal achter opvallende berichtjes van het afgelopen jaar. Vandaag deel 3 in een serie.