Angst, honger en ziekte teisteren bevolking van Zuid-Sudan
Peter Manyang kan niet wachten om zijn vrouw en twee kinderen weer te zien. Al weken heeft hij niets van hen gehoord. Intussen redt hij als hulpverlener van de noodhulporganisatie Medair zo veel mogelijk levens van zwaar ondervoede kinderen in Ganyliel, een stad in het noorden van Zuid-Sudan.
Iedere dag mist hij hen, zijn vrouw en kinderen. „Maar het moet eerst weer vrede worden”, zegt Manyang, „veilig genoeg om hen hier naartoe te kunnen halen. Hopelijk komt die dag snel.”
Sinds hij samen met de andere teamleden een centrum voor zwaar ondervoede kinderen met medische complicaties heeft opgezet, werkt Manyang dag en nacht om zo veel mogelijk kinderen te helpen. „Er is zo veel nood in deze omgeving, mensen hebben honger en gezinnen moeten soms kiezen wie er eten krijgt en wie niet. Soms betekent dit dat alleen de sterkere kinderen gevoed worden, terwijl de anderen het juist veel harder nodig hebben. Maar ouders zijn vaak bang om al hun kinderen te verliezen en daarom voeden ze de sterksten.”
Toen er in de stad Bentiu gevechten uitbraken, moest Manyang rennen voor zijn leven. Hij vluchtte, samen met zijn gezin en honderden anderen, van de ene plek naar de andere. En nu zit hij hier, in Ganyliel. Alleen. Zichtbaar opgelucht vertelt hij dat zijn vrouw en twee kinderen op een wonderlijke wijze in veiligheid zijn gebracht in een vluchtelingenkamp in Uganda. Maar hoe het nú met hen gaat, dat weet hij niet, want een telefoonnetwerk ontbreekt hier.
Manyang heeft al weken niets van hen gehoord. Maar hij is het gewend. Hij is een van de ”lost boys” – een groep van ruim 20.000 jongens die tijdens de burgeroorlog van de jaren 80 en 90 tot aan de vrede in 2005 als wezen rondzwierven.
Toch is de pijn in zijn ogen te zien als hij vertelt hoe hij samen met duizenden andere vluchtelingen, die eerder hun toevlucht zochten in het moeras, nu weer moest vluchten voor zijn leven. Zijn voeten werden er opengereten door het scherpe riet en voortdurend was er de angst voor slangen en krokodillen.
„Ik ben zo moe van het vluchten, er móét vrede komen”. zegt hij. „Ik wil gewoon voor mijn vrouw en kinderen kunnen zorgen en een goed medicus zijn.”
Intussen heeft hij in Ganyliel onderdak gevonden bij een vriend – niets is daar van hemzelf, het enige wat hij bezit is de broek die hij droeg toen hij vluchtte; zijn tweede broek heeft hij van mensen in het dorp gekregen.
„Vanwege een mislukte oogst als gevolg van overstromingen in het afgelopen jaar en door een verdubbeling van het aantal inwoners als gevolg van de conflicten, is er niet genoeg te eten. Vaarroutes over de rivier zijn vanwege het geweld afgesloten en daardoor kan er geen voedsel worden aangevoerd.” Omdat Manyang bij Medair werkt heeft hij weliswaar geld, maar hij kan het nergens uitgeven – de marktkramen zijn leeg. „We zijn nu gedwongen om bladeren van de bomen en waterlelies te eten en af en toe een vis.”
„Toch blijf ik hier”, zegt hij vastbesloten, „want ik wil levend bij mijn vrouw en kinderen aankomen. Ga ik nu weg, dan weet ik niet of ik daar ooit veilig beland. Nóg liever zie ik natuurlijk dat zij weer veilig in Zuid-Sudan kunnen leven. Dit is ons land. Ondanks alles houd ik van mijn land.”
Manyang is maar wát blij dat hij direct is gevlucht en niet is teruggegaan om zijn persoonlijke spulletjes te halen. Bentiu, de stad waar hij vandaan komt, werd vlak na zijn vertrek het toneel van zware gevechten en is met de grond gelijkgemaakt.
Toby Lanzer, topambtenaar bij de Verenigde Naties in Zuid-Sudan, telde honderden dode lichamen in de straten van Bentiu toen hij een bezoek bracht aan de stad. „De doden lagen bij de markt, maar ook in kerken en in moskeeën”, zei hij in een interview, „allemaal plaatsen waar mensen dachten veilig te zijn.”
Hongersnood
Het lijkt alsof Zuid-Sudan niets bespaard blijft, want door de uitbraak van cholera zijn er de afgelopen weken al meer dan twintig mensen omgekomen en honderden zijn er ziek door geworden. En er ligt alweer een nieuwe ramp op de loer: hongersnood.
De VN meldden dat voor meer dan een derde van de inwoners van Zuid-Sudan, oftewel 4 miljoen mensen, tegen het einde van 2014 een groot voedseltekort dreigt.
Er is een enorme toename van het aantal patiënten in de voedingscentra van Medair. In een kamp met vluchtelingen in Maban zijn vergeleken met de situatie in februari bijna driemaal zo veel gevallen van ondervoeding vastgesteld. „Kinderen wachten voor onze centra om gebruikte verpakkingen van het voedingssupplement te vragen. Die likken ze dan schoon”, aldus dr. Lois Fergusson, manager gezondheidszorg.
Boeren kunnen vanwege de onveiligheid niet zaaien of oogsten. Ook nu al lopen duizenden mensen gevaar voor hun leven door een ernstig voedseltekort. Medair werd door het International Rescue Committee (IRC) gevraagd om in de provincie Panyijar levensreddende behandelingen te geven aan kinderen met lichte ondervoeding, aan de meest ernstig ondervoede kinderen en aan zwangere en zogende vrouwen. „Het is zo triest om al deze ondervoede kinderen te zien terwijl je weet dat er een enorm voedseltekort is”, zegt hulpverleenster Heidi Giesbrecht. „Tegelijk is het bemoedigend om je te realiseren dat wat we hier doen snel resultaat kan hebben.”
Uit eerste onderzoeken blijkt dat in Panyijar 31 procent van de mensen acuut ondervoed is. Giesbrecht: „Aan het begin van het regenseizoen, dat loopt van mei tot oktober, worden de aanvoerroutes die al onveilig zijn, compleet geblokkeerd door overstromingen. Het natte weer brengt ook nog eens een grotere kans op ziekten met zich mee, ziekten die in combinatie met ondervoeding dodelijk kunnen zijn.”
„De waterlelies raken natuurlijk ook een keer op”, vult Peter Manyang aan. „We zoeken die nu steeds verder weg in het moeras en dat is niet veilig. Het moeras zit vol gevaren: in het troebele water dat heel diep kan zijn, leven krokodillen en slangen.”
Uren lopen
Ondanks dat ze daarvoor het levensgevaarlijke moeras moeten trotseren en eerst uren moeten lopen, komen gezinnen naar het voedings- en hulpcentrum van Medair om daar te eten te krijgen en verzorgd te worden. „We hebben binnen een maand tijd al meer dan duizend ondervoede kinderen gehad en daarom werken we dag en nacht”, vertelt Manyang.
Veel mensen hebben geen geld om de overtocht per kano te betalen, bovendien past de koe die ze vaak meetrekken daar ook niet in, en daarom trotseren ze de gevaren van het moeras en waden ze er doorheen – soms tot aan hun nek in het water.
Wendy van Amerongen is medewerker communicatie bij de christelijke hulporganisatie Medair-Zuid-Sudan.
Veilige plek tussen de moerassen
Sinds er halverwege december in Juba, Zuid-Sudan, gevechten uitbraken, heeft het geweld zich snel verspreid over andere delen van het land. Nadat Zuid-Sudan in 2011 na tientallen jaren van oorlog onafhankelijk werd van Sudan, hadden de mensen weer hoop. Maar die is door de recente gevechten vrijwel volledig verdwenen.
Inmiddels zijn meer dan 1,3 miljoen mensen op de vlucht en zijn tienduizenden Zuid-Sudanezen omgekomen of gewond geraakt.
Ondanks dat er eind januari een staakt-het-vuren werd getekend tussen de strijdenden partijen –de regeringstroepen en de oppositie– ging het gevechten door. Honderdduizenden mensen werden gedwongen te vluchten naar VN-bases, naar kerkgebouwen en moskeeën, in de hoop daar een veilige plek te vinden. Zo ook in Ganyliel, een gebied omringd door moerassen.
Toch is er weer wat hoop
Is er ondanks de enorme omvang van de crisis in Zuid-Sudan nog hoop? Ja, zegt Peter Manyang, medewerker van het voedingsprogramma van Medair in Ganyliel. „Ook al zijn we pas eind april met dit programma gestart, we zien hier nu al veranderingen en we hebben veel gezinnen kunnen helpen. De mensen uit het dorp krijgen langzaam weer hoop terug.
Ik geloof dat God ons hier heeft gebracht om juist ook hoop te brengen. Zelf krijg ik weer hoop van de kinderen die ik zie spelen. In plaats van apathische en wezenloos voor zich uit starende kinderen, zie ik gezichtjes waarop weer een lach verschijnt.”