Sri Lankaanse predikanten moeten op hun hoede zijn
Christen zijn in Sri Lanka is gevaarlijk. Dat stellen twee predikanten, afkomstig van dit eiland voor de kust van India. „Je wordt bedreigd, soms blijft het niet bij woorden.”
Enkele weken geleden waren ze in Nederland: twee predikanten van de Christian Reformed Church of Sri Lanka. Het duo was op bezoek bij de generale synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, die tijdens deze vergadering een zusterkerkrelatie aanging met het Sri Lankaanse kerkgenootschap.
Het duo blijft om veiligheidsredenen liever anoniem. „Weliswaar lopen christenen niet continu gevaar, als predikanten worden wij wel extra in de gaten gehouden.”
De Christian Reformed Church of Sri Lanka heeft nog sterk te maken met de gevolgen van de oorlog enkele jaren geleden tussen regeringstroepen en Tamiltijgers. In het kerkgenootschap zijn er gemeenten met verschillende etnische achtergronden. Bovendien worden er drie talen gebruikt in de kerk: het Singalees, het Tamil en het Engels.
De gevolgen van de oorlog bestaan vooral uit de pijn die in veler harten nog gevoeld wordt, zegt een van de predikanten. „Onderling in de gemeenten is er geen haat en nijd. Integendeel. Ik ben zelf geen Tamil, maar dien wel een gemeente die volledig uit leden van deze bevolkingsgroep bestaat. Wat deze mensen karakteriseert zijn hun godvrezendheid en respect voor anderen.”
De christenen met een Tamil-achtergrond zijn meestal ex-hindoes, zegt zijn ambtgenoot. „Onder hen zijn zowel recente bekeerlingen als tweede- en derdegeneratiechristenen. Ze zijn tot verandering gekomen door het zendingswerk vanuit onze gemeenten.”
De predikant stelt dat het godsbeeld van de Tamils Bijbels gefundeerde correctie behoeft. „Vanuit hun hindoeachtergrond wordt hun godsbeeld beheerst door angst voor de straffende God. Terwijl vanuit het Evangelie ook de andere kant belicht moet worden.”
Het predikantenduo ervaart dat er onder Sri Lankanen veel openheid is voor het Woord. Tegelijkertijd moet evangelisatiewerk omzichtig plaatsvinden. „We bezoeken mensen thuis. Vaak wordt het geaccepteerd dat we daar met hen bidden. Als we ingangen hebben gevonden bij een gezin, nodigen zij anderen uit. We proberen zo huiskerken te vormen, met het doel volwaardige gemeenten te stichten.”
Nieuwe christenen worden door hun omgeving soms niet meer geaccepteerd. „Je wordt een buitenstaander, letterlijk: in de dorpsgemeenschap ben je niet meer welkom.” Met name predikanten worden weleens belaagd, meestal door boeddhisten die niets met indringers in hun gemeenschap te maken willen hebben. „Je wordt bedreigd. Soms blijft het niet bij woorden en vallen er klappen. Toch vragen anderen ons om niet weg te blijven.”
In de stad is het veiliger voor christenen, zegt het duo. „Er zijn weleens protestmanifestaties tegen christenen. Vaak worden die aangejaagd door boeddhistische monniken. De politie treedt dan zelden op. We raden onze leden aan zulke manifestaties te mijden, het gevaar is te groot dat ze het mikpunt worden van geweld.”
Kerk met Nederlandse wortels
De Christian Reformed Church of Sri Lanka heeft Nederlandse wortels. Die gaan terug tot de tijd van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602). Tot 1796 zwaaide Nederland de scepter op het eiland, dat toen nog Ceylon heette.
Ook de kerkelijke relatie tussen de Sri Lankaanse kerk en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt komt niet uit de lucht vallen, stelt een van de twee predikanten. Hij heeft een Nederlandse achternaam en behoort tot de zogeheten ”Burghers”, een bevolkingsgroep met Nederlandse wortels. De predikant gaat zo nu en dan voor in de Wolvendaalse Kerk in Colombo, een in de 18e eeuw door Nederlanders gebouwde kerk.
Met een meegebrachte familiestamboom toont hij aan dat hij afstamt van een VOC-kapitein uit Franeker. „Onze kerk dateert uit de tijd dat Sri Lanka door Nederlanders werd bestuurd. Tot enkele jaren geleden heette ze nog de Dutch Reformed Church.”