Europese Unie praat met kerken over het welzijn van Europa
Net als na de verdwijning van het IJzeren Gordijn spreekt de EU opnieuw met kerken over de toekomst van Europa. Zinloos hoeven die gesprekken niet te zijn. „De EU heeft een open oor.”
Ga in de Europese wijk in Brussel op een straathoek staan en roep: „Artikel 17.” Zeker weten roepen enkele voorbijgangers terug: „Open, transparante en regelmatige dialoog met kerken en niet-confessionele organisaties.”
De opdracht aan de EU om dit gesprek met kerken en humanistengroepen te voeren, werd in 2009 voor het eerst vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. Artikel 17 is waarschijnlijk een van de bekendste onderdelen geworden.
De taak om dit gesprek te organiseren, ligt onder meer bij de Europese Commissie. Maar bij de jaarlijkse topontmoeting krijgt Commissievoorzitter Barroso gezelschap van raadspresident Van Rompuy en een vertegenwoordiger van het Europees Parlement.
In het grote Berlaymontgebouw van de Europese Commissie is Katharina von Schnurbein de spin in het web van de levensbeschouwelijke dialoog. De ambtenaar staat in contact met onder meer de Conferentie van Europese Kerken (CEC), het rooms-katholieke Comece, en evenzeer met de Europese Humanistenfederatie. „Al deze groepen vertegenwoordigen opvattingen van een deel van de bevolking en zijn daarom belangrijk.”
Ze heeft tulpen op tafel staan. Uit Nederland. De Duitse is met een Nederlander getrouwd en komt zodoende nogal eens in de Lage Landen.
Vanaf de achtste verdieping van het grote gebouw heeft ze een weids uitzicht over de stad. Ze zit strategisch, lacht ze. „Daar is een kerkje, en ginds een moskee.”
Delors
Toenmalig president Jacques Delors begon met de levensbeschouwelijke dialoog. Het eerste gesprek was in november 1990. Delors wilde van de samenleving weten hoe die stond in de onzekere periode na de ineenstorting van het communisme, en daarom nodigde hij vakbonden en academici en kerken uit.
Volgens Von Schnurbein pleitten de kerken toen voor uitbreiding met Oost-Europese landen. „Er was een debat over verdieping of verbreding van de EU. De kerken kozen voor verbreding, waarschijnlijk omdat ze al contacten hadden uit de communistische tijd. Binnen de EU bestond er best wel wat scepsis over deze verbreding en velen bepleitten eerst verdieping. Maar uiteindelijk is gebeurd wat onder meer de kerken voorstonden.”
In de jaren daarna richtte het gesprek zich op thema’s zoals de economische crisis, duurzaamheid en solidariteit tussen de generaties. „Kerken zijn maatschappelijk vaak verbonden met deze onderwerpen. Ze zijn actief op allerlei vlak; van bejaardenzorg tot peuteropvang. In veel lidstaten zou het maatschappelijk middenveld verschralen als de kerken zich zouden terugtrekken. Ook daarom is het voor ons belangrijk met ze in contact te blijven.”
De dialoog werd dus specifieker. Maar Von Schnurbein acht het niet onwaarschijnlijk als de Commissie opnieuw de toekomst van Europa wil agenderen. „We staan weer op een kruispunt.”
De richting van de adviezen van de kerken kan ze niet voorspellen. Maar een anti-Europese route zullen de geloofsgroepen niet wijzen. „De kerken waarmee wij contact hebben zijn beslist niet eurosceptisch.”
Met welke kerken hebt u contact?
„Met alle die zich melden. Niet alleen met grote. Via CEC hebben we ook contact met de waldenzen, wat een kleine stroming is.”
Het nationaal recht is niet overal hetzelfde over de vraag wat een kerk is. Ook de rol van kerken varieert sterk per lidstaat. „In sommige landen wordt van kerken min of meer verwacht dat ze zich politiek uiten. In andere landen is dat juist niet gewenst. De EU respecteert dat verschil.”
De dialoog kent verschillende niveaus. Eens per jaar is de ‘top’. Dan ontmoeten de kerkleiders de presidenten van de drie EU-instellingen.
In de rest van het jaar zijn er conferenties, waarbij zowel kerken als de Europese Commissie sprekers uitnodigen.
Levert de dialoog ook concrete resultaten op voor het beleid?
„Ja. Denk aan de richtlijnen voor de diplomaten van de EU op het gebied van godsdienstvrijheid en levensbeschouwing: Wat is religievrijheid, in welk geval wordt ze geschonden, en welke instrumenten heeft de EU om zich daarmee te bemoeien? Omdat kerken en humanistische organisaties in veel landen actief zijn, hebben wij ze gevraagd om hun mening over die richtlijnen te geven.”
Dit voorbeeld bewijst volgens Von Schnurbein de „specifieke expertise” van de kerken. „Daar kan Europa gebruik van maken. Soms heb ik wel dagelijks contact met leiders van groepen om te vragen wat hun opinie is over bepaalde vraagstukken.
Ook hebben kerken unieke contacten. Kerkelijke organisaties komen ook wel met bezoekers over de vloer. Zodoende hebben wij bijvoorbeeld kunnen spreken met kerkelijke leiders uit Syrië en Noord-Afrika.”
Wie bepaalt de agenda van deze dialoog?
„Die komt van beide kanten. De Commissie heeft eigen onderwerpen, maar de kerken en andere organisaties kunnen ook zaken aandragen. Daarbij geldt wel één beperking: het moet vallen binnen de bevoegdheid van de Europese Unie. Het heeft geen zin om te spreken over hoofddoekjes voor vrouwen en kruisbeelden in scholen. Daar is het nationale recht voor. Maar als joden en moslims zich zorgen maken over het recht op rituele slacht, breng ik hen in contact met collega’s die zicht hebben op dierenwelzijn.”
Proberen de kerken Europa ook in te winnen voor hun standpunten? Denk aan abortus of zondagsrust.
„Soms. Maar ook hier speelt de competentievraag. Over abortus is de Commissie heel stellig: dat is een nationale kwestie.
Zondagsrust zou misschien een thema voor ons kunnen zijn. Het is dan natuurlijk niet verkeerd als kerken namens hun leden proberen invloed op het Europese beleid uit te oefenen.”
De kerken waarmee u spreekt, kennen onderling een enorme verscheidenheid. Is het mogelijk die allemaal tevreden te houden?
Von Schnurbein twijfelt even. „Ik weet niet of dat het doel van de dialoog is. Het gaat er ons om een open deur en een open oor te hebben. Zoals we die ook hebben voor de vakbeweging en de milieuorganisaties. Maar uiteindelijk is wetgeving per definitie een kwestie van compromissen.
De Europese Commissie is wel in toenemende mate ingesteld op het luisteren naar de burger. In het proces van wetgeving is inspraak door de bevolking standaard. Het doel is om samen het Europees welzijn te zoeken.”
Critici zien de dialoog met kerken als een aanslag op de neutraliteit van de Europese Unie. Is dat zo?
„Nee. De EU is levensbeschouwelijk neutraal. Ze steunt niet één godsdienst, schrijft er ook geen voor. Ze praktiseert vrijheid.
Ook is er geen bevoorrechting van kerken. In de dialoog spreken we met beide zijden; behalve met de kerken ook met de organisaties van humanisten. Beide groepen accepteren dat ook wel, denk ik.”
Uw bijeenkomsten met kerken en humanisten vinden afzonderlijk plaats. Is daar een reden voor?
„Om te beginnen is dat praktisch. De kerken nemen zo’n 20 tot 25 mensen mee. Als die allemaal iets willen zeggen is dat voor een zinvol gesprek het maximum. In een zaal met vijftig mensen is geen dialoog meer mogelijk.
Er zijn wel conferenties waar alle vertegenwoordigers zijn. Maar het is niet de taak van de Commissie dat contact te sturen.”
Wat zou Europa verliezen als deze dialoog zou verdwijnen?
Verbaasd: „Waarom zou je een succesvolle dialoog stoppen, zeker als die ook nog wettelijk verankerd is? De tendens in Europa is juist de burger meer inspraak te geven. De vraag is dus niet reëel.”