Paul Bremer aan aanslag ontsnapt
De Amerikaanse bewindvoerder in Irak, Paul Bremer, is twee weken geleden ongedeerd gebleven bij een aanslag op een konvooi waarin hij zich bevond. Zijn konvooi raakte op 6 december in Bagdad een explosief en kwam onder vuur, bevestigde Bremer vrijdag.
Bremer was op de terugweg van het vliegveld bij Bagdad, toen het konvooi werd aangevallen. De Amerikaanse voertuigen konden wegkomen en niemand raakte gewond, meldde de Amerikaanse zender NBC donderdag. Het incident gebeurde op dezelfde dag dat de Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, Bagdad bezocht. Bremer en zijn medewerkers hebben het incident niet aan de pers gemeld.
„Ja, het is waar, maar gelukkig leef ik nog en sta ik hier voor jullie”, zo zei de bewindvoerder gisteren in Basra tegenover verslaggevers.
De voormalige Iraanse president Rafsanjani heeft vrijdag gezegd dat tijdens een komende rechtszaak tegen Saddam Hussein ook de VS in de beklaagdenbank zouden moeten staan. „Vanaf de eerste dag dat het Ba’ath-regime (van Saddam Hussein) de strijd aanving tegen moslims en de sjiieten, schoten de VS, Groot-Brittannië en andere onderdrukkers het te hulp”, aldus het ex-staatshoofd.
Als Saddam verantwoording moet afleggen over de inzet van chemische wapens, „moeten we ook vragen wie die wapens destijds eigenlijk geeft geleverd”, aldus Rafsanjani.
Minister van Defensie Rumsfeld pleitte in 1984 tijdens een bezoek aan Irak voor verbetering van de Iraaks-Amerikaanse relatie. Hij deed dat ondanks eerdere formele kritiek van Washington op het gebruik van chemische wapens door Irak in de toenmalige oorlog tegen Iran. Dat berichtte The Washington Post vrijdag.
Het krantenartikel is gebaseerd op tot dusver geheime overheidsdocumenten die de niet-gouvernementele organisatie National Security Archives in handen kreeg met beroep op de Amerikaanse wet voor openbaarheid van bestuur. Het gaat om een opdracht die de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken George P. Shultz gaf aan Rumsfeld, in die jaren speciaal gezant voor het Midden-Oosten.
Dat Rumsfeld in de jaren tachtig in Bagdad was, is al langer bekend. In die periode kreeg het Irak van Saddam Hussein actieve Amerikaanse steun in de strijd tegen Iran. De Verenigde Staten, die onder meer chemische en biologische producten leverden, zagen Bagdad destijds als een belangrijke bondgenoot in de strijd tegen de sjiitische Iraanse revolutie van 1979.
De trips in 1983 en 1984 van Rumsfeld aan Bagdad waren diplomatieke pogingen van het Witte Huis om de banden met Irak te verstevigen. In 1984 kreeg Rumsfeld van Shultz de opdracht om duidelijk te maken dat de VS weliswaar in hun algemeenheid tegen de inzet van dodelijke chemische wapens zijn, maar dat de toenaderingspolitiek niet was gewijzigd.
De documenten vermelden niet wat Rumsfeld uiteindelijk heeft gezegd, maar het is volgens The Washington Post hoogst onwaarschijnlijk dat Rumsfeld de missive van Schulz negeerde.
Rumsfeld zei eerder over zijn bezoeken aan Bagdad dat hij Saddam Hussein toen heeft gewaarschuwd voor het gebruik van massavernietigingswapens. Later zei een woordvoerder van het Pentagon dat Rumsfeld dat niet tegen Saddam Hussein had gezegd maar tegen Tariq Aziz, de minister van Buitenlandse Zaken. In een publiek gemaakte verslag van dat onderhoud is overigens niets over een dergelijke waarschuwing te lezen.