Koraalboek van alleseter Martien van der Zwan
Opnieuw wordt aan de rij koraalboeken voor de kerkorganist een exemplaar toegevoegd. Martien van der Zwan werkte twee jaar aan zijn bundel met 150 voorspelen en koralen. „Ik ben niet in een hokje te stoppen.”
Martien van der Zwan (1973) is sinds 2005 organist van de Grote of Sint-Nicolaaskerk in IJsselstein. Op het drieklaviers orgel van Van Vulpen dat sinds 1971 in deze kerk hangt, laat hij horen hoe zijn bewerkingen moeten klinken.
Hij heeft naar eigen zeggen de breedte van de orgelliteratuur willen verwerken in zijn boek. „Hier, Psalm 132: dat is Mendelssohns Andante con moto uit Sonate V. Psalm 121 heeft het fugathema uit Mendelssohns tweede Sonate. Psalm 33 is gewaagd, misschien een beetje tricky. Dat motief is ontleend aan Widors Allegro Vivace uit de Vijfde Symfonie. Psalm 38 is typisch de stijl van Franck. Bij Psalm 7 denk ik aan Jacob Bijster.”
Het toccata-achtige voorspel bij Psalm 56 noemt Van der Zwan een „lefstukje.” Psalm 124 is een breed uitgesponnen andante. Bij Psalm 92 denkt hij aan Piet van Egmond. Meer modern zijn Psalm 46 en 80. Psalm 145 kreeg een marsachtig thema met een scherp ritme. Psalm 89 heeft een meer Engelse uitstraling. Psalm 68 en 150 doen aan de populaire stijl van Gordon Young denken.
„Dit laat zich niet in één sfeertje vangen”, zegt Van der Zwan. „Ik ben zelf ook niet in één hokje te stoppen. Ik ben een alleseter. Ik vind het heerlijk om me door de muziek van Sweelinck, Van Noordt of Buxtehude heen te worstelen. Tegelijk ben ik ook graag bezig met werken van Franck, Widor en Alain. Bij het heel moderne en experimentele haak ik af. Het moet wel functioneel blijven.”
Geestdrift
Martien van der Zwan, woonachtig in Alphen aan den Rijn, groeide op in Rijnsaterwoude. Het was de tijd van Feike Asma, Piet van Egmond en Klaas Jan Mulder. „Asma kwam in Alphen spelen, en dan zat ik daar als jongen. Wat een bezieling! Van Egmond kende ik van de platen uit de Prinsessekerk in Amsterdam. De geestdrift waarmee hij Psalm 42 vertolkte: grote klasse! En bij Mulder zat ik tijdens de concerten in de Rotterdamse Laurenskerk.”
Als 15-jarige werd Van der Zwan organist in de christelijke gereformeerde kerk van Rijnsaterwoude, een functie die hij nog steeds vervult. Zijn vader legde vanaf zijn 8e de basis van zijn muzikale opleiding. Later kreeg hij les van Martien van der Knijff en Ronald de Jong. De laatste bereidde hem voor op het Rotterdamse conservatorium.
Van der Zwan spreekt met respect over zijn leraren Arie J. Keijzer (Dordrecht) en Bas de Vroome (Delft), die hem vormden. Ook Jan Bonefaas (Gorinchem), bij wie hij improvisatielessen volgde, noemt hij met ere. Na zijn opleiding docerend musicus ging Van der Zwan verder voor uitvoerend musicus, maar uit praktische overwegingen stopte hij daar na een jaar mee. Intussen deed hij ook de opleiding schoolmuziek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en werd hij parttimemuziekdocent aan de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem.
Naast zijn baan op school dirigeert hij drie „heel mooie” koren en twee instrumentale ensembles. Het dirigeren vormt een musicus, zegt Van der Zwan. „Het orkestrale verrijkt je leven. En doordat je met koren bezig bent, leer je vocaal denken. Dan ga je ook als organist anders spelen. Veel kerkorganisten zouden dat vaker moeten doen: samenwerken met koren. Dan leer je het wel af om achteraan te komen of vooruit te spelen.”
Voor zijn koren en ensembles arrangeert en componeert Van der Zwan met enige regelmaat. „Learning by doing”, zegt hij. „Veel analyseren en luisteren. Bijvoorbeeld naar de koormuziek van John Rutter of David Willcocks. Hoe doen ze dat nou?”
Laatjes
De achterliggende jaren verschenen bij uitgeverij Cantique in Rijssen van de hand van Van der Zwan zeven deeltjes met korte koraalvoorspelen bij alle psalmen. „Sommige zijn wel heel kort en eigenlijk niet meer dan een intonatie. Maar geweldig werk om te doen.”
Toen in april 2012 het laatste deeltje verscheen, wilde Van der Zwan direct door. „Ik houd van projectmatig werken. Daarom besloot ik opnieuw alle 150 psalmen te bewerken, nu met langere voorspelen en koraalharmonisaties.”
Er blijft bij kerkorganisten behoefte aan nieuwe muziek, stelt hij. „Je zou maar voor de 86e keer Psalm 119 moeten begeleiden en niet kunnen of durven improviseren. Nu hebben ze weer eens wat nieuws. Bovendien moet je volgens mij niet een hele dienst uit één koraalboek spelen. Juist de afwisseling is interessant.”
De zettingen in zijn koraalboek zijn ritmisch genoteerd, maar met „kleine aanpassingen” zijn ze ook goed bij de niet-ritmische samenzang te gebruiken, denkt de auteur. Met de kerktoonsoorten hield hij geen rekening. „Bewust niet. Iedereen denkt tegenwoordig in mineur en majeur.” Bij psalmen met eenzelfde melodie biedt hij soms een bovenstem in de begeleiding, zoals bij Psalm 118. „Als je die gebruikt, moet de gemeente wel doorzingen na vier tellen.”
Was het moeilijk om 150 keer een nieuwe insteek te bedenken? „Bas de Vroome zei eens toen het over improviseren ging, dat je als organist moet zorgen dat je zo veel mogelijk laatjes in je hoofd hebt die je kunt opentrekken. Ik heb geprobeerd zo veel mogelijk vormen te gebruiken: canons, trio’s, fuga’s, passacaglia’s. Of er niemendalletjes tussen zitten? Aan allemaal is tot het laatst gevijld, ook vanwege opmerkingen van vier meelezers.”
Overweegt hij een derde keer het psalmboek helemaal door te gaan? „Ik sluit het niet uit. Je moet jezelf tijd geven om jezelf te blijven ontwikkelen. Misschien wordt een derde ronde nog weer wat gewaagder.”
Het koraalboek van Martien van der Zwan verschijnt op 16 mei. Het boek kost 49,95 euro en is te bestellen bij boekhandel Den Hertog (Houten) of via de site martienvanderzwan.nl. Een paar weken later is het ook bij Klavarskribo beschikbaar.
Lekker in het gehoor
Het koraalboek van Martien van der Zwan is geschreven voor tweeklaviers orgel met pedaal en voor begeleiding van ritmische samenzang. De lay-out is keurig verzorgd en overzichtelijk. Elke psalm bestrijkt twee bladzijden naast elkaar. Een knappe prestatie is de constante moeilijkheidsgraad. De gemiddelde organist zal deze muziek weliswaar niet ”a prima vista” weg kunnen spelen, maar veel studie vergt ze niet. In de afwisselende voorspelen is de melodie direct herkenbaar. De lengte van de voorspelen is goed en geeft voldoende gelegenheid om het muzikale idee uit te werken. Een leuke vondst vind ik Psalm 121. Daar wordt het fugathema uit de tweede orgelsonate van Mendelssohn verwerkt.
Een enkele uitzondering daargelaten, zoals de fraaie omspeling van Psalm 117, maak ik een kritische kanttekening ten aanzien van het toepassen van de regels der harmonie- en compositieleer. In de harmonisaties wordt rijk gestrooid met (bedekte) kwint- en octaafparallellen. Bij de voorspelen vind ik de (ongeschreven) regels van de compositieleer met betrekking tot spanningsopbouw, meervoudig contrapunt en het verloop van het melos weinig terug. Wat dat betreft is deze uitgave vergelijkbaar met recente koraalboeken van Dick Sanderman (versie 2004/8) en Marco den Toom. Ook daar wordt naar mijn mening, ondanks onderlinge stijlverschillen, te gemakkelijk wat ‘op de klank af’ geschreven. Het heet dan al snel ”barok” of ”romantiek”. Niet dat het afwijken per definitie fout is. César Franck schreef de mooiste kwintparallellen en de sonates van Beethoven worden vooral spannend als de vorm wordt losgelaten. Maar zoals bij veel (naoorlogse) koraalboeken komt het afwijken van de regels de intrinsieke schoonheid van de muziek mijns inziens niet ten goede.
Een kniesoor die daarop let, natuurlijk. Voor velen zal mijn vergelijking met genoemde koraalboeken juist een reden zijn dit boek aan te schaffen. Gewoon doen! Het klankidioom van dit koraalboek ligt bovendien lekker in het gehoor en spreekt een breed publiek aan. Naar analogie van een oude populaire zangbundel wil ik dit koraalboek aanbevelen onder de titel: ”Kun je nog psalmzingen? Zing dan mee!”.
Boudewijn Zwart, Nijkerkerveen
Aanrader voor eredienst
Martien van der Zwan is een musicus met liefde voor het vak. Het componeren van voorspelen en koraalzettingen bij de 150 psalmen is een enorm karwei, dat veel respect verdient. Van der Zwan is een ambachtelijk schrijver. Hij hanteert diverse stijlen en vormen. Van eenzijdigheid is beslist geen sprake: een bijzondere prestatie! In de voorspelen wordt dikwijls op een creatieve en constructieve manier geput uit de psalmmelodie. Er zijn diverse canonische voorspelen (Psalm 58, 82, 83, 97, 125), trio’s (Psalm 21, 72, 120, 142), fugatische voorspelen (Psalm 15, 16, 53, 114), gigues (Psalm 93) en nog veel meer vormen.
Romantische voorspelen (à la Mendelssohn tot zelfs post-Jan Zwart) zijn in de meerderheid. De compositorische kwaliteit hiervan is weliswaar wisselend (vergelijk Psalm 45 met Psalm 52), maar het wordt nergens banaal en er is altijd een inventieve verwerking van de melodie. Psalm 7 en 10 zijn bijvoorbeeld juweeltjes: een prachtige melancholieke uitbeelding van de psalmtekst.
Van der Zwan hanteert een meer barokke schrijfstijl bij onder meer Psalm 9, 21, 77, 120 en 128 (een prachtig trio). Ook in deze stijl past hij veel variatie toe. Een lichte moderniteit is vertegenwoordigd bij onder andere Psalm 76, 78 en 80. Het zijn absoluut fraaie voorspelen, maar er is wel een stijlvermenging met romantische elementen. Voor de herkenbaarheid en functionaliteit binnen de reformatorische eredienst is dit overigens eerder een pre dan een manco.
De overwegend romantisch getinte koraalzettingen zijn (evenals de voorspelen) voornamelijk gedacht vanuit majeur of mineur, in plaats van vanuit de kerktoonsoorten. De baspartij heeft een uitstekende stapsgewijze voortgang; het speelt en zingt prettig. De toevallige verhogingen worden genoteerd vanuit de zangpraktijk van ritmisch zingende gemeenten in de biblebelt.
Ieder voorspel is voorzien van aanwijzingen wat betreft dynamiek, tempo en voordracht. Dat is een welkome service voor de kerkorganist.
Deze bundel is een aanrader voor de eredienst en de lespraktijk! Arjan Versluis, Hardinxveld-Giessendam