De regering heeft de ambitie om Nederland in 2010 tot een van de meest dynamische kenniseconomieën van de wereld te maken. Kennis verbetert de concurrentiepositie van Nederland en dat is goed voor de welvaart. Bovendien is kennis noodzakelijk omdat de vergrijzing de Nederlandse concurrentiepositie ondermijnt.

Inmiddels heeft de regering volgens de SER een paar stappen in de goede richting genomen, zoals het instellen van het innovatieplatform onder leiding van premier Balkenende. Het platform trekt 185 miljoen euro uit voor maatregelen om bedrijven aan te zetten tot slimmer produceren.

Maar de overheid moet zelf ook de vernieuwing stimuleren. Volgens de SER is dat nodig om „de effectiviteit en doelmatigheid van overheidsbeleid te verbeteren”. Bij de aanbesteding van opdrachten in de gezondheidszorg en veiligheid moet de overheid bijvoorbeeld beter uitkijken naar bedrijven die echt vernieuwend bezig zijn.

De SER heeft ook kritiek op de geringe mate waarin duurzaamheid en het milieu de aandacht krijgt in pogingen om Nederland slimmer te maken. De adviesraad, waarin naast werknemers- en werkgeversorganisaties ook kroonleden zitten, vindt bovendien dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog moet.

Toch is het niveau van het onderwijs niet het enige knelpunt. Bedrijven gebruiken de beschikbare kennis namelijk te weinig om hun producten te verbeteren. Volgens de SER moeten hogescholen daarom de taak op zich nemen om kennis te verspreiden onder middengrote en kleine bedrijven. Ook universiteiten kunnen hun kennis beter bij bedrijven laten belanden. Daarnaast wil de SER dat studenten vaker een kennisintensief bedrijf opstarten vanuit hun universiteit.

Om de kenniseconomie een kans te geven, is het volgens werkgeversorganisatie VNO-NCW daarnaast essentieel dat Nederland aantrekkelijker wordt voor bedrijven die zich hier willen vestigen. Meer bedrijven stimuleren de kenniseconomie, aldus VNO-NCW. Verlaging van de vennootschapsbelasting kan daaraan bijdragen. De organisatie vindt deze belasting veel te hoog, zeker in vergelijking met de nieuwe lidstaten van de Europese Unie.