Opkomst Irak „klap in gezicht terrorisme”
BAGDAD (AP). De hoge opkomst bij de parlementsverkiezingen is ‘een klap in het gezicht van het terrorisme’. Dat heeft de Iraakse premier Nouri al-Maliki donderdag gezegd. De opkomst bij de woensdag gehouden verkiezingen was volgens Al-Maliki waarschijnlijk hoger dan zestig procent. Of het optimisme van Al-Maliki gerechtvaardigd is moet nog blijken. De Verenigde Naties maakten donderdag bekend dat in april 750 mensen door geweld om het leven kwamen in Irak, het grootste aantal in een maand tijd tot nu toe dit jaar.
De premier nodigde zijn tegenstanders, onder wie voormalige sjiitische bondgenoten, uit samen met hem een meerderheidsregering te vormen. Hij liet daarmee blijken er vertrouwen in te hebben dat de verkiezingen hem een derde ambtstermijn zullen opleveren. Het was voor het eerst sinds de Amerikaanse troepen in 2011 vertrokken dat in Irak landelijke verkiezingen werden gehouden. Al-Maliki is sinds 2006 premier.
Verkiezingswoordvoerder Safaa al-Moussawi bevestigde dat de opkomst rond de zestig procent lag, met de Koerdische provincie Irbil als uitschieter naar boven (negentig procent) en de soennitische provincie Anbar, die voor een deel wordt beheerst door islamitische rebellen, als uitschieter naar beneden (37 tot veertig procent). Al-Maliki had het overigens over een opkomst van vijftig procent in Anbar.
Enkele uren nadat Al-Maliki had gesproken kwam de VN-missie in Irak, UNAMI, met haar cijfers: 610 burgers en 140 leden van de ordetroepen door geweld om het leven gekomen in april en 1541 mensen, van wie 1311 burgers, gewond geraakt. De doden die in Anbar vielen zijn niet bij deze cijfers inbegrepen.
Het zwaarst getroffen werd de hoofdstad Bagdad, waar 252 doden vielen. In de noordelijke provincie Ninevah, waar Mosul ligt, kostte geweld aan 119 mensen het leven en in de provincie Diyala, ten noordoosten van Bagdad, aan 71. Tot nu toe was januari de maand met de meeste doden door geweld, namelijk 733. In heel 2013 kostte het geweld in Irak aan 8868 mensen het leven, een gemiddelde van 739 per maand. In de vijf jaren daarvoor was het geweld juist minder geworden. Het vertrek van de Amerikaanse troepen in 2011, die acht jaar lang vaak als buffer tussen elkaar naar het leven staande sjiieten en soennieten hadden gediend, heeft waarschijnlijk bijgedragen aan de opleving van het geweld, evenals het gebruik van buitensporig geweld tegen soennitische demonstranten door de door sjiieten overheerste ordetroepen.
Alom wordt verwacht dat het blok van de sjiiet Al-Maliki de meeste van de 328 parlementszetels zal halen, maar geen absolute meerderheid. Als dat uitkomt zal hij een coalitie in elkaar moeten timmeren, iets waar hij na de vorige verkiezingen, in 2010, tien maanden over deed. Al-Maliki weigerde te speculeren over de uitslag. In 2010 haalde zijn blok 89 zetels.
Sommige van zijn voormalige sjiitische bondgenoten hebben Al-Maliki ervan beschuldigd alle macht naar zich toe te willen trekken, maar veel sjiieten, die de meerderheid van de bevolking vormen, zien geen alternatief voor de 63-jarige premier, die de cruciale steun van buurland Iran heeft. Veel soennieten wantrouwen hem juist vanwege zijn goede betrekkingen met het sjiitische Iran en de Koerden vinden dat hij zich te veel met de zaken van de autonome Koerdische regio in het noorden bemoeit.
Al-Maliki zei donderdag met alle partijen te willen praten, maar niet uit te zijn op de vorming van een regering van nationale eenheid. Het afgelopen decennium bestond de regering steeds uit soennieten, sjiieten en Koerden. Een meerderheidsregering die spijkers met koppen kan slaan, dat is wat hij wil, zei Al-Maliki.