Kabinet laat prijzenoorlog ongemoeid
Staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken komt niet in actie om te voorkomen dat de kleine winkelier ten onder gaat in het geweld van de prijzenoorlog tussen de grote supermarktketens.
Dat blijkt uit haar antwoord op kamervragen van CDA’er Ten Hoopen. Het Vakcentrum Levensmiddelen kwam vorige maand met een rapport, waarin staat dat een kwart van de zelfstandige supermarktondernemers in het bestaan wordt bedreigd. Volgens staatssecretaris Van Gennip is de conclusie van het vakcentrum veel te stellig en kan nog maar weinig worden gezegd over de gevolgen van de verhevigde prijsconcurrentie.
Bij het onderzoek heeft het Vakcentrum de eigen leden geraadpleegd via e-mail. Volgens Van Gennip is prijsconcurrentie normaal in een markteconomie zoals ons land die kent. Zelfs verkoop beneden de inkoopprijs is volgens de Nederlandse en Europese mededingingsregelingen aanvaardbaar, zolang geen sprake is van misbruik van een machtspositie. Volgens Van Gennip is het de vraag hoe lang de prijzenslag tussen de grote supermarktketens nog zal duren.
Zelfs als de zelfstandige levensmiddelenwinkeliers hun krachten bundelen, kunnen ze niet tegen dezelfde lage prijzen inkopen als de grote supermarktketens en kunnen zij de lage verkoopprijzen van die supermarkten zelfs niet benaderen, erkent Van Gennip. „Maar de concurrentiekracht van de zelfstandige detaillist is dan ook vooral gelegen in het leveren van hoge kwaliteit, ambachtelijkheid en het bieden van (extra) service. Daar dienen zij zich dan ook vooral op toe te leggen.”
In een aantal Europese landen bestaat een verbod om te verkopen met verlies of onder de inkoopprijs. Maar zulke wetgeving kent tal van uitzonderingen, bijvoorbeeld voor bederfelijke waren, en gaat gepaard met veel onduidelijkheid over wat precies onder inkoopprijs verstaan moet worden. Van Gennip denkt dat zo’n verbod in de praktijk makkelijk te omzeilen zal zijn, bijvoorbeeld door „uitverkoop.” Het zal in elk geval heel wat moeite kosten om naleving van het verbod te controleren.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bleek donderdag dat de supermarkten gezamenlijk in oktober meer hebben omgezet dan in de maand ervoor. Op het eerste gezicht lijken ze daarmee te profiteren van de prijzenslag die Albert Heijn op 20 oktober ontketende. Maar de stijging van in totaal 8,3 procent heeft volgens een CBS-woordvoerder ook te maken met het feit dat er in oktober een woensdag, donderdag en vrijdag meer waren en een maandag en dinsdag minder.
Voor de achtste keer op rij zijn de maandomzetten in de detailhandel als geheel gedaald. In oktober was er 3,2 procent minder omzet dan in oktober vorig jaar. Die daling komt echter volledig op het conto van de non-foodwinkels, goed voor 60 procent van de totale detailhandelsomzet. Deze winkels blijven in zwaar weer. Sinds januari zijn de omzetten hier in stappen met 5,1 procent gedaald. In oktober was de daling 6,6 procent vergeleken met dezelfde maand een jaar eerder. Consumenten gaven vooral minder uit aan meubels. Winkels voor woninginrichting draaiden 11 procent minder. Hierdoor boekten ze het grootste omzetverlies van alle non-foodbranches.
Winkels in voedings- en genotmiddelen boekten 4,4 procent meer omzet dan in oktober vorig jaar. De supermarkten zorgden voor die groei, dankzij een 5,8 procent hogere omzet dan in oktober vorig jaar. Speciaalzaken, zoals de slager of de groenteman, zagen daarentegen hun omzet met 2,2 procent afnemen.