Politiek

De Bruijne: Westerse democratie is stervende

DEN HAAG. Door het steeds meer wegebben van de christelijke traditie gaat de democratie op termijn mogelijk verdwijnen, betoogt dr. Ad de Bruijne in DenkWijzer, het blad van het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie, dat vandaag verschijnt.

Redactie politiek
19 April 2014 17:24Gewijzigd op 15 November 2020 10:11
Dr. Ad de Bruijne. Beeld Sjaak Verboom
Dr. Ad de Bruijne. Beeld Sjaak Verboom

De westerse democratie, zoals die in Nederland nu zo’n anderhalve eeuw bestaat, is onlosmakelijk verbonden met het christendom, argumenteert De Bruijne, hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit Kampen. De democratie wordt volgens hem gestut door twee basale christelijke overtuigingen. De eerste is de erkenning dat alleen God soeverein is. Het idee dat regeerders, samen met hun onderdanen, onder Gods gezag staan, „leidt tot relativering van overheidsgezag en erkenning van de relatieve rechten van het volk; twee kenmerkende trekken van de moderne democratie”.

Een tweede pijler onder de democratie is „dat binnen het volk in principe ieders stem telt en mag klinken”. Ook die gedachte komt uit het christendom, betoogt de wetenschapper. „In de kerk van Pinksteren was iedereen gelijkwaardig en had de minste slaaf evenveel recht om te profeteren als de hoogstgeplaatste”, een gedachte „waarop de Reformatie weer teruggreep.”

Deze beide principes wankelen vandaag de dag, stelt De Bruijne. „De laatmoderne samenleving erkent niet langer de soevereine God, waarmee de basis wegvalt voor het samenspel tussen overheid en volk en tevens voor de principiële gelijkwaardigheid van mensen. Het voorbeeld van de kerk van Pinksteren ebt bovendien weg uit het collectieve geheugen.”

Het is volgens de vrijgemaakte hoogleraar moeilijk voor te stellen dat op termijn de democratie, zonder deze christelijke vooronderstellingen, kan blijven voortbestaan. Een democratie kan niet buiten een bepaalde inhoud, betoogt De Bruijne. Enkele eeuwen lang vormde „de brede christelijke volkstraditie een belangrijk bestanddeel” van onze democratie. Daardoor kon Abraham Kuyper als minister-president in publieke debatten als vanzelfsprekend Gods naam en christelijke overtuigingen naar voren brengen. Deze inbreng „werd door zijn collega’s niet slechts getolereerd, maar tot op zekere hoogte ook herkend en gedeeld.”

En hoewel in de eerste helft van de twintigste eeuw de secularisatie begon toe te slaan, bleef het cultuurchristendom toch lange tijd de belangrijkste inhoud van onze democratie, stelt De Bruijne. „De publieke successen van de neocalvinistische zuil zorgden aanvankelijk zelfs voor een zekere versterking doordat de wetgeving christelijke accenten ging vertonen, met name rond zondagsrust en godslastering.”

Maar uiteindelijk zette de dechristianisering, vooral na WO II, snel door. De Bruijne ziet slechts drie mogelijke toekomstscenario’s. De eerste is dat Nederland openlijk kiest voor een nieuwe vulling van de democratie, te weten voor een „door iedereen gedeeld midden” waarin allen zich moeten voegen. „Dat willen bijvoorbeeld degenen die hun toevlucht zoeken bij een publiek beleden Joods-christelijke-humanistische traditie.”

Dat die keuze wordt gemaakt, acht de hoogleraar echter onwaarschijnlijk, evenals de optie dat „er onder de oppervlakte een nieuw gedeeld midden groeit, waarin ieder lid van de samenleving feitelijk participeert.”

Rest optie drie: „De democratie raakt in een crisis en slaat vroeg of laat om in een vorm van dictatuur.” De Bruijne acht dit een aannemelijke optie. Waarschijnlijk gebeurt dit niet door een gewelddadige machtsgreep, denkt hij, maar eerder doordat het volk in meerderheid kiest voor leiders en wetten met een ondemocratische inslag. „Dit is een minder denkbeeldig scenario, zoals de voorbeelden van het Duitsland van Hitler, het Egypte van Morsi en het Rusland van Poetin bewijzen. Zou Nederland in meerderheid op Wilders stemmen, dan wordt dit gevaar reëel.”

Bij dit alles erkent De Bruijne dat zijn redenering een weliswaar logische, maar menselijke is. God blijft bij machte om ook in een postchristelijk Nederland, ook al zien wij niet op welke wijze, voorwaarden voor een democratisch bestel te scheppen. „Dat er een samenhangende samenleving is (…), is uiteindelijk te danken aan de verborgen leiding van God zelf.”

Christenen mogen om die leiding van God „indringend bidden en de democratie aan Hem opdragen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer