Kerk & religie

Amsterdamse predikant dr. Visser: Een kruis door al mijn dromen

Halverwege het gesprek loopt hij even weg omdat hij dat wat hij zeggen wil niet goed onder woorden kan brengen. Het tekent dr. P. J. Visser (55), die inmiddels vier jaar predikant is van de Noorderkerkgemeente in Amsterdam. „Als het over de lijdenstijd gaat, kun je gerust zeggen dat het in deze stad altijd lijdenstijd is. Maar óók Pasen.”

Wim van Egdom

18 April 2014 06:56Gewijzigd op 15 November 2020 10:09
Ds. Visser. beeld RD, Henk Visscher
Ds. Visser. beeld RD, Henk Visscher

De protestantse Noorderkerk in het hart van de Amsterdamse Jordaan is een eiland van rust in een oceaan van drukte. De kerk is zo sober dat sommigen het er kil vinden. Maar liefhebbers van dit gebouw ervaren juist in de volstrekte afwezigheid van opsmuk de warmte.

De kansel is zonder enige versiering, het plafond zonder beschilderingen. Alleen het orgel, gebouwd om een pilaar die het dak draagt, is met z’n glanzende uitstraling zelfs als het zwijgt een dissonant in de protestantse eenvoud.

Hier nergens beschilderde ramen, maar vensters met helder glas waardoor de lentezon op kousenvoeten naar binnen komt geslopen. Gouden lichtbanen strijken zacht langs de muren en fluisteren over de grijze grafzerken op de vloer.

Iedere zondag klinkt hier het Evangelie van de Opgestane. Dat begon al op paaszondag 1623, toen in dit Godshuis de eerste eredienst gehouden werd. Op ”Paeschdach”, meldt een steen boven de deur.

Dr. Visser is inmiddels thuis in ‘zijn’ kerk. „Maar ook ik ben altijd nog verbaasd over het open karakter van dit gebouw.”

Hij wijst naar buiten, waar achter het ene raam de kale, zwarte kruin van een boom staat en achter het andere de klokgevel van een Amsterdams huis. „We hebben het weleens over missionair zijn. Nou, dit gebouw ís missionair. Net zoals –ik heb het van Bonhoeffer– het Lichaam van Christus principieel midden in de wereld verkeert, staat deze kerk dat ook.”

Vier jaar geleden verruilde ds. Visser de hofstad voor de hoofdstad. „Ik had het echt goed in Den Haag, maar de roeping naar Amsterdam was héél duidelijk.”

Voorafgaand aan de overgang naar Amsterdam was er een moeilijke periode in het leven van de predikant waarover hij liever niet in detail treedt. „Laat ik er dit van zeggen, dat door al m’n dromen een streep ging. Een kruis. Alles heb ik ingeleverd. Dat was niet makkelijk maar wel heilzaam. Met dat ik me verloor aan Hem, heeft Hij me eens te meer ingewonnen voor wat Hij van me verlangt.”

Hij bladert in de Bijbel die voor hem op tafel ligt. „Juist in die tijd werd ik heel erg bepaald bij het Bijbelgedeelte waar Jezus aan de discipelen vraagt of zij de beker kunnen drinken die Hij moet drinken. Ze antwoorden vlotjes dat ze dat kunnen. Maar dat kunnen ze helemaal niet. Dat moest ik ook ontdekken. Dat we dat niet kunnen. Niet willen ook. Maar op een gegeven moment moet je, of je wilt of niet. Omdat die beker op een bepaalde manier door God aan de lippen wordt gezet.”

Hij zwijgt, terwijl zijn ogen het licht zoeken dat door de ramen naar binnen stroomt. „En dan is het, in vergelijking met de beker die de Heere Jezus moest drinken, maar een heel klein slokje, hoor.”

Kunt u concrete zaken noemen?

„Het gaat dan ten principale over navolging. Over loslaten. Over totale overgave. Op een moment dat al wat God belooft, dood loopt. En dan alleen hopen op Hem, dat Hij instaat voor Zijn woord, zelfs als het de dood ingaat. En wachten tot Hij dat woord laat opstaan uit de dood. Dat is crisis en aanvechting. Je zou je geloof verliezen, net als de discipelen ooit, toen met Jezus’ kruisiging al het beloofde de dood inging. Dat ik het niet verloren heb, dank ik aan Hem. Zijn Woord is opgestaan, juist in mijn roeping naar Amsterdam.

Als Petrus schrijft: „Verneder je onder de krachtige hand van God opdat Hij je verhoogt op Zijn tijd”, dan heeft die verhoging niets met promotie te maken in menselijke zin. De hoogste eer die Hij je kan bewijzen, is deze: dat je eens te meer wordt ingezet voor Zijn zaak. Dat Hij je inzet om mensen na te lopen die niet op Hem zaten te wachten. Het is het beste wat je kan overkomen, zeg maar de hoogste eer, als Hij je dieper dan ooit de wereld instuurt. En dat je ontdekt dat Hij daar als de Levende ‘opduikt’, Zich onmiskenbaar aandient. Wat dat betreft, is het hier geregeld Pasen.

Tegelijk doe je ook teleurstellende ervaringen op. Is het geregeld een kwestie van volharden en kun je lijden aan het feit dat God voor velen lucht is. Compleet van het toneel verdwenen. Niet de moeite waard om nog over te praten. De weerzin en de onverschilligheid zijn vaak tastbaar, voelbaar. Mensen zijn overal voor in, behalve voor Gods liefde.”

Hoe ervaart u die teleurstellingen?

„Ik denk aan Paulus. De afwijzing waaronder hij te lijden had, noemde hij „overblijfselen van het lijden van Christus.” In de context van Amsterdam –en al eerder van Den Haag– ben ik steeds meer gaan begrijpen van het zinnetje: „Ik draag de littekens van de Heere Jezus in mijn lichaam.” Gelet op broeders en zusters elders in de wereld wil ik het niet dramatiseren, zijn het maar schrammetjes. Tegelijk went het nooit. Wil ik het lijden het liefst ontlopen. Hem volgen, blijft een tegendraads gebeuren. Ik moet steeds terug naar het kruis. Om te sterven aan mezelf en op te staan in Zijn kracht.”

Hij buigt voorover en wijst met z’n vinger. „Johannes, he? Je weet wel, de apostel der liefde nota bene. Als Jezus in Samaria niet welkom is, vraagt hij: Zullen we om vuur bidden van de hemel? Die emotie herken ik. En dan is er maar één weg: terug, terug, terug. Terug naar Hem en bidden. Voor al die mensen over wie ik me zo opwind. En voor mezelf. Omdat ik me –als ik eerlijk ben– minstens zo opwind over het feit dat ze aan mij geen boodschap hebben als dat ze God verwerpen. Tegelijk ligt daar de ontspanning. Terug bij Hem weet je: ik hoef niet meer dan het mogelijke te doen. De Gekruisigde en Opgestane doet het ónmogelijke.”

Het Evangelie doorgeven, hoe doe je dat als predikant buiten de uren dat je op de kansel staat?

„Door er te zijn. Door te luisteren, door de kerk open te zetten voor iedereen. Door niets te verwachten, door niet met je eigen verhaal te komen, maar de houding van Jezus te hebben. Weet je hoe die houding was? Hij at met hoeren en tollenaren, met prostituees en witteboordencriminelen. En dan denken wij algauw aan ‘zoekende’ hoeren en tollenaren. Maar dat staat er niet. Die prostituees hadden wellicht net nog een klant gehad. En kregen er misschien daarna ook weer één. Met zulke mensen at en dronk onze Heiland. Daar had Hij lief, deelde Zichzelf uit. Een jonge vrouw die diep in die wereld verzeild was geraakt, vertelde me laatst: „Hij was er altijd, Hij was de Enige die ik kon vertrouwen, met Hem ben ik blijven praten.” Dan val ik stil. En weet me gezegend dat Hij me hier heeft neergezet.”

Veranderde hun leven dan niet?

„Zeker wel. Maar dat kan weleens heel lang duren. Als ik naar mezelf kijk, dan weet ik pijnlijk goed dat het nogal eens duren kan voor er iets omgaat. En dank ik Hem voor Zijn geduld. Ik heb al meer geleerd dat ik er niet over ga. Het is Zijn werk. Ik moet het mijne doen, Hij doet het Zijne. In onze kringen zeggen we wel dat bekering van a tot z Gods werk is, maar intussen houden we het vaak wat graag in de hand. Proberen het zo te sturen dat het volgens onze uitgezette lijntjes loopt. Maar daarmee lopen we de Geest vaak voor de voeten. Ik zaai. Hij zegent. Nergens ben ik royaler gaan denken over Gods genade dan in Amsterdam. Nergens ook ben ik blijer geworden met Zijn verkiezende liefde dan juist in deze stad. Ondanks alle onkruid geeft Hij oogst. Ook waar ik niets gezaaid heb. Op paasmorgen doen zestien mensen belijdenis en worden vier van hen gedoopt. Daar zijn mensen bij die zomaar op ons pad kwamen en die soms al zo veel van het Evangelie hadden begrepen dat ik alleen verbaasd kon luisteren.”

Lijdenstijd, Goede Vrijdag, Pasen. Hoe beleeft u dat als predikant in het seculiere Amsterdam?

Hij pakt de Bijbel die voor hem op tafel ligt en houdt hem omhoog. „Ik heb pas in een kerkdienst ergens in het land gezegd dat de Bijbel eigenlijk een ‘goddeloos’ boek is. God wordt er in Genesis 3 uitgewerkt en daarna krijgt Hij bij ons geen voet meer aan de grond. Lees het maar na. In Genesis 11 gelooft er niemand meer. Met veel moeite had God uiteindelijk één volk getrouwd, zegt Hosea. En wat kwam er van terecht? Niets. Het ging ervandoor, hoereerde met andere goden. Het volk belandt in ballingschap, het land wordt prijsgegeven, Jeruzalem ligt in puin. Einde van Gods project, zo lijkt. Maar midden in de toorn denkt Hij aan Zijn ontfermen. Hij gaat toch door. Zijn liefde, hoe vertrapt ook, is niet stuk te krijgen. Het vond zijn climax in het kruis. Verworpen tot op het kruis door ons, is Zijn enige reactie een gebed: „Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.” En terwijl wij Zijn liefde de dood injoegen, had Hij ons lief over alle grenzen heen. Terwijl wij Hem verwierpen, was Hij bezig te verzoenen.

Op dezelfde dag dat van onze kant alle deuren dichtsloegen, scheurde het voorhangsel van boven naar beneden, zette God de deur wijder open dan ooit. En opgestaan uit de dood is het eerste wat Jezus zegt: „Vrede zij u.”

Iemand die heel lang naar God had gezocht en Hem nergens had gevonden, vertelde mij dat hij, toen hij dit in de Bijbel las, dacht: „Zoals Hij is er niet één. Dit kan alleen de ware zijn.”

Door heel de Bijbel heen blijkt dat God werkt in een goddeloze wereld. Juist in de context van de stad leer ik de Schrift steeds meer zó lezen. En dat geeft mij veel te hopen, juist in Amsterdam. Hij werkt waar Hij wordt afgedankt.”

Het lijkt soms of je dit soort verhalen vooral hoort in de gebieden waar de kerk gemarginaliseerd is.

„Ik wil daar voorzichtig mee zijn. De Opgestane werkt overal. Ik denk dat het vooral te maken heeft met urgentie en gebed. Zo lang het ‘loopt’, zitten we soms wat minder op God te wachten, zeg maar. Juist waar de secularisatie doorzet, raken mensen er meer dan ooit om verlegen dat God omziet. Om te beginnen naar je eigen kinderen. Zo wordt volhardend gebed geboren. Met alle beloofde zegen van dien.

Tegelijk moeten wij ons niet op de verhalen uit de stad verkijken. Naast de zichtbare en tastbare zegen, is het allemaal ook kwetsbaar. Vergeet niet dat de kerk in de stad enorm is gemarginaliseerd. Idealiseer het niet. Er zijn ook talloze verhalen van afval en neergang te vertellen. Euforie dat hier de victorie begint en het idee dat je in de stad moet wezen om aparte bekeringen te beleven, lijken me meer uit de lucht gegrepen dan dat ze Bijbels zijn.

Jezus was vooral werkzaam in Galilea, op het platteland. Vanuit Jeruzalem gezien ergens achteraf, waar niet veel eer aan te behalen viel. Het in zo’n context volhouden, vraagt minstens zo veel geloof en volharding.”

Wat betekenen Goede Vrijdag en Pasen voor u persoonlijk?

„Dat Gods toorn iets is van een ogenblik en Zijn barmhartigheid geen einde heeft. Dat zie ik op Golgotha. Midden in het oordeel wint Gods ontferming het van de toorn.

De grote denker Pascal had gelijk toen hij zei dat Christus in doodsnood is tot het einde der tijden. Het is hier, in een stad als Amsterdam, altijd lijdenstijd. Maar het wordt niet minder steeds weer Pasen. Want in alle weerzin en verzet houdt Hij niet op van Zich te laten horen.”


Levensloop Paul Visser

Paul Visser werd geboren in 1959. Na als vicaris gewerkt te hebben in Amsterdam, werd Visser in 1984 bevestigd als predikant van de hervormde gemeente van Aalburg. Daarna was hij predikant in Harderwijk (1989), Bergambacht (1994), Den Haag (1998) en vanaf 2010 in Amsterdam (Noorderkerk). In 1997 promoveerde hij op een missiologisch onderzoek (verhouding tussen religieus besef en christelijk geloof). Hij heeft meerdere publicaties op zijn naam staan waarin dit thema wordt uitgewerkt en geactualiseerd. Hij is als initiator en docent betrokken bij Areopagus, een IZB-instituut voor contextuele en missionaire prediking.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer