D66: kat met negen levens
Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen behoorde D66 tot de grote winnaars. En nog lijken de groeistuipen van de partij niet voorbij. Hoe kan een groepering die in 2006 nog overwoog zichzelf op te heffen, zó omhoogschieten? Vier verklaringen voor deze herrijzenis.
Zou er een verkiezing worden georganiseerd voor de ”beste jojopartij van Nederland”, dan werd D66 met stip nummer één. De partij die in 1966 met 7 zetels –destijds een politieke aardverschuiving– de Kamer in marcheerde, piekte in 1981 met 17, duikelde een jaar later terug naar 6, bereikte in 1994 een hoogtepunt van 24, maar marginaliseerde in 2006 tot minipartijtje van nog slechts 3 blauwe Haagse stoelen. Geen wonder dat diverse partijgenoten in dat jaar –ironisch genoeg tevens het jaar van het veertigjarig bestaan– openlijk speculeerden over opheffing.
Maar D66 is als een kat met negen levens. Als iedereen denkt dat hij definitief in de afgrond is beland, blijkt hij tot ieders verbazing toch op zijn pootjes terechtgekomen te zijn. En nog prima in staat om overeind te veren ook.
De laatste reïncarnatie van de partij van Van Mierlo en Terlouw vond plaats onder de huidige leider, Pechtold. Hij krikte de povere drie zetels van 2006 vier jaar later op tot tien, om zijn partij bij de Kamerverkiezingen van 2012 te laten stijgen tot twaalf. Weer twee jaar later, bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014, plust D66 er op de 540 raadszetels 270 bij.
Dit alles roept de vraag op waaraan D66 zijn hernieuwde succes –in de laatste peilingen voor de Kamer streeft de partij, met 26 à 28 zetels, alle andere voorbij– heeft te danken. Vier factoren zijn in elk geval van belang.
1. Vernieuwd leiderschap
Ja, gemeenteraadsverkiezingen gaan over de gemeenteraad. Toch worden ook die verkiezingen onmiskenbaar beïnvloed door hoe partijen het in Den Haag doen. En dát wordt weer voor een belangrijk deel bepaald door de partijleider.
En zo stuiten we op Pechtold. Of je de man nu sympathiek vindt of niet, buiten kijf staat dat hij een knap en uiterst behendig politicus is. Elsevierjournalist Eric Vrijsen deed in 2010, in zijn boek ”Wilt u niet aan mijn jasje trekken?”, een goede poging om de electorale aantrekkingskracht van Pechtold te verklaren. „Hij is een evenwichtskunstenaar tussen elitisme en populisme”, analyseerde Vrijsen. Anders gezegd: de keurige, onberispelijke oud-burgervader van Wageningen past perfect in het Haagse establishment, maar is er tevens een meester in om door heldere taal, aansprekende beelden en spitse oneliners het grote publiek te bereiken.
Kan Wilders weergaloos de media bespelen, zijn politieke tegenpool Pechtold doet voor hem niet onder. Talloos zijn de keren dat hij, door op het juiste moment via een kwinkslag de essentie van een Kamerdebat te raken, het NOS Journaal haalt. Daardoor weet hij voor D66 meer kiezers te trekken dan alleen de gebruikelijke studenten, rechters en kunstenaars. Bij landelijke én lokale verkiezingen.
Mede door Pechtolds politieke handigheid heeft D66 de achterliggende twee jaar zijn positie als onmisbare gedoogpartner slim uitgebuit. Paasakkoord, woonakkoord, herfstakkoord; geen overeenkomst met het kabinet was er waar D66 níét bij betrokken was. Toegegeven, het directe verband valt moeilijk te bewijzen. Maar het lijkt in elk geval zeer aannemelijk dat de kiezer deze constructieve houding waardeert.
Opmerkelijke parallel: ook Van Mierlo bereikte zijn beste electorale resultaat (24 Kamerzetels in 1994) via wat hij noemde „oppositie voeren vóór het kabinet.”
2. Verbrede agenda
Als er één partij is die pragmatisme ademt, is het D66. „Geen dogma’s, geen ideologieën, geen vooringenomen standpunten”, predikten oprichters Van Mierlo en Gruijters al, „maar wendbaar opereren op grond van gezond verstand.”
Toch is, zelfs met dit gegeven in het achterhoofd, de gedaanteverwisseling die de partij de laatste acht jaar onderging verbazingwekkend. D66 als kameleon? Die vergelijking is nog te zwak. In rap tempo kieperde ze de achterliggende jaren de stoffige kroonjuwelen die decennialang het karakter van de partij bepaalden in de vuilcontainer. Gekozen burgemeester? Referenda? Afschaffen van de Eerste Kamer? Moderne democraten hoor je er nooit meer over.
Nieuwe speerpunten kwamen op de agenda: onderwijs, duurzaamheid en hervormingen van de economie. Senator Backer, oud-voorzitter van de Hans van Mierlo Stichting, was er onlangs open over. In een referaat dat hij eind vorige week voor diezelfde stichting hield, viel niets meer te beluisteren van de aloude doelstelling om „het bestel op te blazen”, noch van de intellectuele twijfel die Van Mierlo zo graag mocht uitstralen. Nee, wat D66 nu kenmerkt, aldus Backer, zijn daadkracht en het maken van heldere keuzes. Nu de kiezer beweeglijk geworden is en het krachtenveld aan het Binnenhof alweer veranderd is zodra je met je ogen knippert, is D66 dé constructieve steunbeer van coalities geworden. Om met Backer te spreken: „Als partij zijn we geworden die we eigenlijk altijd al waren: een middenpartij, een typische verbinder.” Of, om het met de woorden van CDA-burgemeester Hofland van Rijssen-Holten te zeggen: „Ik zie dat D66 zich ontwikkelt als het CDA van twintig jaar geleden, namelijk tot een laagdrempelige, breed gedragen middenpartij, met oog voor de mensen in de buurt: think global, act local.”
„Kiezers herkennen de partij van hun voorkeur vooral op het niveau van de onderliggende waarden”, poneerde Backer vorige week. In de tijd van Dittrich en Van der Laan wist de kiezer totaal niet meer waar D66 voor stond. Inmiddels is de partij weer een herkenbaar merk geworden. D66 was en is dé partij van zelfbeschikking, individuele keuzevrijheid en emancipatie.
3. Veranderd electoraat
De laatste verkiezingsoverwinning van D66 maakte mede zo’n diepe indruk doordat de partij, voor het eerst in de geschiedenis, in drie van de vier grote steden (Amsterdam, Den Haag en Utrecht) de grootste werd. Een nadere blik op het electoraat doet het vermoeden rijzen dat hier niet van een incidentele overwinning, maar van een blijvende verschuiving binnen het kiezerskorps sprake is.
Voor het hele land geldt dat de traditionele middenpartijen, CDA, PvdA en VVD, het moeilijk hebben. In een tijd van globalisering, van afbouw van de verzorgingsstaat en van toenemende invloed van Europa op nationale staten, lijken kiezers zich steeds meer te splitsen in verliezers en winnaars van deze trends. Verliezers stemmen PVV of SP. Winnaars stemmen VVD en in toenemende mate D66. Onder Pechtold is D66 bij uitstek de partij van de winnaars, de kansrijken en de optimisten geworden.
Voor de grote steden komt daar nog een voor D66 bijzonder gunstige demografische ontwikkeling bij. Een groot deel van de arbeidersklasse is er verdwenen. Het aandeel studenten, hoger opgeleiden en yuppen daarentegen nam toe.
Hoe anders de electorale kaarten er nu bij liggen, blijkt uit het kiesgedrag van allochtonen. Veel allochtonen bleven dit jaar thuis, zo blijkt uit onderzoek, wat nadelig was voor de PvdA. Tegelijk bleek uit exitpolls van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) dat 20 procent van de Amsterdamse Marokkanen zijn stem uitbracht op D66. Allemaal geëmanicipeerde en beter gesitueerde allochtonen? Of vooral mensen die in de welbespraakte Pechtold de krachtigste tegenstander van aartsvijand Wilders zien?
4. Strakke campagne
Een vierde verklaring voor het recente succes van D66 is de professionele, strak geregisseerde campagne bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen. Het gegeven dat de partij landelijk gezien sterk van gedaante is veranderd, werd ook door lokale afdelingen grondig uitgebuit. D66 ging de verkiezingen in als kampioen duurzaamheid, financiële degelijkheid en burgerparticipatie. Dat betaalde zich op 19 maart rijkelijk uit.
Zeer vruchtbaar was dit jaar ook het zogeheten wittevlekkenbeleid. Zwaar zette D66 het achterliggende jaar in op het opstarten van lokale afdelingen waar die tot nu toe niet bestonden, maar waar voor de partij wél potentieel aanwezig was. In welgeteld 34 gemeenten deed D66 dit jaar voor het eerst, of na een periode van afwezigheid, mee. Die 34 (her)starts waren in maar liefst 33 gevallen succesvol en leverden daar, alles bij elkaar, 61 gemeenteraadszetels op.
Tja, het bereiken van verkiezingsoverwinningen is gewoonlijk een heidens karwei. En het verslaan van tegenstanders houdt niet zelden verband met een complex veld van factoren. Maar soms zijn campagnes en strategieën verbluffend eenvoudig: niet geschoten, is altijd mis. Simpel toch?
Gematigdheid in plaats van scherpslijperij
In het 48-jarige bestaan stond D66 altijd bekend om een zekere ijver om christelijke invloeden op de maatschappij uit te wissen. Nog in april 2013 schreef partijleider Pechtold in het ledenmagazine Democraat op welke wijze hij wilde gaan samenwerken met de minderheidscoalitie van VVD en PvdA. „Het schrappen van het verbod op godslastering past in onze ambitie om ook in de oppositie resultaten te boeken. Wij willen niet wachten tot een struikelend kabinet eindelijk eens aan de slag gaat. Wij pakken onze kansen. Verruiming van de koopzondag. Een einde aan de weigerambtenaar. Uitvoering van het Roze stembusakkoord, waarin andere slepende kwesties rondom homoseksualiteit eindelijk geregeld worden. Kortom: we drukken onze sociaal-liberale stempel.”
Toch is D66, letterlijk en figuurlijk, een partij met meerdere gezichten geworden. Bij een Kamerlid als Van Meenen bijvoorbeeld valt een antichristelijke agenda niet te ontdekken. En hoewel er op lokaal niveau zeker ook ideologische scherpslijpers rondlopen, voert gematigdheid rond religieuze en ethische thema’s bij diverse D66-raadsleden duidelijk de boventoon.
Die indruk rijst althans uit een kleine rondgang van deze krant langs een tiental lokale D66-fractievoorzitters in gemeenten waar de partij op 19 maart het meest succesvol was. Zo blijkt er bij hen geen grote ambitie te bestaan om het aantal koopzondagen –dat in sommige plaatsen overigens al royaal is vormgegeven– uit te breiden. Gevraagd of religie misschien zo veel mogelijk uit het publieke domein moet worden geweerd, zeggen negen van de tien raadsleden het met deze stelling oneens te zijn. „Binnen het publieke domein zijn ook mensen met een religieuze overtuiging actief. Ook zij moeten hun verantwoording in het publieke domein kunnen dragen”, schrijft fractievoorzitter Terraneo uit Kaag en Braassem, waar D66 vanuit het niets met drie zetels in de raad kwam.
Ook kunnen bijna alle fractievoorzitters zich vinden in de stelling dat religie in een gemeenteraad invloed mag hebben op de besluitvorming. „Daarmee ben ik het eens”, aldus het inmiddels afgezwaaide raadslid Nederkoorn uit Amersfoort, waar D66 van vijf naar negen raadszetels groeide. „Elke politicus mag zelf bepalen op basis van welke overtuiging hij zijn politieke afwegingen maakt.”