Predikant-dichter Kloeck schreef in ”Edesche verlustingen” geestelijke gezangen
Johannes Kloeck is een vrij onbekende predikant-dichter. Zijn naam wordt ook wel als Kloek of Cloeck geschreven. Deze maand is het 300 jaar geleden dat hij overleed. Een goed moment om stil te staan bij zijn leven en arbeid.
Kloeck stamde uit een oud Gelders geslacht dat in 1052 voor het eerst wordt genoemd. De familie voerde geen adellijke titels, maar genoot wel aanzien. Zo behoorden telgen uit dit geslacht tot het patriciaat van Amsterdam, waren zij medeoprichters van de VOC en bezaten ze in de zeventiende eeuw de grootste advocatenpraktijk van Amsterdam. Ook leverde deze familie verschillende burgemeesters en schouten.
Johannes Kloeck werd op 14 juni 1641 te Arnhem geboren als zoon van Gijsbert Kloeck en Steventje van de Velde. Ze woonden waarschijnlijk in een huis met een stuk land op de Markt te Arnhem. Johannes kwam voor zover bekend uit een gezin met negen kinderen. Tussen de oudste en de jongste zat twintig jaar leeftijdsverschil. Zijn acht jaar oudere broer Theodorus (Dirrick) was predikant te Ellecom, Spankeren en Dieren. Dit was een gecombineerde predikantsplaats. De dorpen liggen even ten noordoosten van Arnhem. Zijn tien jaar jongere broer Arnoldus was predikant te Hall (Gelderland), een klein dorp gelegen tussen Arnhem en Zutphen.
Fransen
Op 9 september 1669 werd Kloeck als proponent beroepen te Puiflijk en Leeuwen. Deze plaatsen liggen in de provincie Gelderland en vormden een hoofdzakelijk protestantse enclave in een gebied dat verder overwegend rooms-katholiek was. In hetzelfde jaar nog werd hij daar als predikant bevestigd. Hij was toen 28 jaar oud. Kloeck was een van de predikanten uit het Land van Maas en Waal die de wijk moesten nemen voor de oprukkende Fransen die van plan waren de rooms-katholieke godsdienst weer in ere te herstellen. In 1674 vertrok ds. Kloeck naar Ede, maar het is niet bekend of dit te maken heeft gehad met het optreden van de Fransen.
Op 21 februari 1674 ging Kloeck in ondertrouw met Anna Christina van Vinceler en op 17 maart van dat jaar werd hun huwelijk voltrokken. Hieruit zijn drie kinderen bekend: Derk Willem, geboren in 1679 te Arnhem, Anneke, die op 28 september 1684 te Nijmegen werd gedoopt en Anna Geertruid, geboren omstreeks 1686. Ze werden geboren in de periode dat ds. Kloeck de gemeente van Ede diende. Om onbekende reden werd hun eerste kind echter niet in Ede geboren en de tweede niet in die plaats gedoopt. Zoon Derk Willem trouwde met zijn nicht Anna Catharina Elisabeth van Vinceler. Hij werd later burgemeester van Hattem.
Brand
In 1684 werd Ede getroffen door een ramp. Het voorjaar was erg droog en warm, de zomer eveneens. Op de heide was voor de schaapskudden geen voedsel te vinden en er kon niet gehooid worden, omdat het land geen gras had opgeleverd. Toen gebeurde het: „Den 27 mei 1684 zijnde dinsdag, klokke vier, na den middag, is er binnen Ede ontstaan een schrikkelijke brand, waarin verslonden zijn twee en twintig huizen en vier bergen.” Een van de diakenen beschrijft in het collecteboek de ramp die heeft plaatsgevonden. De brand is begonnen in het huis van Hermanus Holtrop, van beroep koster, schoolmeester en doodgraver. Vervolgens verspreidde het vuur zich snel, want de daken van stro en huizen van hout brandden gemakkelijk. Door watergebrek kon er nauwelijks geblust worden. De kosterswoning brandde volledig uit, maar de kerk en de pastorie bleven gespaard. Dominee Kloeck bood als herder zorg aan de getroffen schapen van zijn kudde, maar liet het daar niet bij. De predikant maakte samen met de kerkmeesters een zogenoemde collectereis naar Holland, die na aftrek van de reis- en verblijfskosten van bijna 50 gulden het mooie bedrag van ruim 463 gulden voor de herbouw van de kosterswoning opleverde. Het huis werd opnieuw gebouwd en het kerkgebouw en de pastorie werden opgeknapt.
Minder voorspoedig verliep het contact met de buurman. De familie Kloeck woonde naast Matthijs Jansen van Engelenhoven. Tussen het erf van Van Engelenhoven en de pastorie liep een straatje dat naar de kerk voerde. Van dit paadje maakten de predikant en zijn gezin regelmatig gebruik. Van Engelenhoven was evenwel van mening dat het geen openbare weg was en verzette zich tegen die praktijk. Hoe dominee Kloeck „en sijn huijsvrouw oock klaagden off kijfden”, de boer veranderde niet van mening en spreidde „sijn messe soo breedt uyt” dat de voorbijgangers door de mest heen moesten lopen. Anna Brans was getuige, zij nam het voor de dominee op toen de zaak aanhangig gemaakt werd bij de „buurrichter en de buurmeesters.” Van Engelenhoven kreeg de opdracht om de mesthoop tot zijn eigen erf te beperken. De rust keerde weder.
Dichtbundel
Johannes Kloeck kreeg destijds bekendheid door de uitgave van de dichtbundel ”Edesche verlustingen”, die in 1677 verscheen. Er is tientallen jaren veel belangstelling voor geweest, zo blijkt uit de verschillende herdrukken. Het werk van Kloeck doet denken aan dat van de dichter-predikant Willem Sluiter (1627-1673). Zowel Kloeck als Sluiter gebruikte bewust bestaande melodieën, uit het oogpunt dat het beter is om geestelijke liederen te zingen op wereldse wijzen, dan wereldse liederen te zingen. De gedichten beschrijven vaak de zielstoestand van de ware christen. Zoals ”Eens Christens klacht over dat droevig eigen ik”, op de wijze van Psalm 38:
Ach, mijn God, ik kom U klagen!
Met mishagen,
Dat dat droevig eigen ”ik”
Mij nog houdt zo vast gebonden
Aan de zonden,
En nog steeds is tot een strik!
Als ik mij denk te begeven
Om te leven
Heiliglijk naar Uw geboon:
O, dat ”ik” komt mij beletten!
Ja, zich zetten,
Stoutelijk op Uwen troon.
(…)
Ach, ik ben dat ”ik” zo moede!
’k Kan dat woeden
Niet meer dulden van dat ”ik”,
Red mij van mijzelven Heere,
Wilt het weren,
’t Is mijn ziel zo schadelik.
Bevindelijke toepassing
Ook verscheen er van ds. Kloeck een prekenbundel met de titel ”Keurlycke Bybelstoffen, verhandelt in 13 uitmuntende predikatiën”. Deze bundel is zeer zeldzaam, er zijn nog maar enkele exemplaren van in omloop. Kloeck was predikant in de tijd van de Nadere Reformatie. Zijn preken kenmerken zich door een schematische opbouw en kennen veel onderverdelingen. De exegese van de gekozen tekst is grondig en vrij uitvoerig. Verschillende preken bevatten polemische elementen. Zo spreekt hij de joden, papisten, socinianen en atheïsten aan. De bevindelijke toepassing aan het eind is cruciaal en behelst een groot deel van elke preek. De prediker geeft aan wat er in het hart van de christen gevoeld wordt: „Daalt dan eens ernstig in uzelven ter neder, bespiegelt eens oprecht uw gemoed, doorsnuffelt eens nauwkeurig uw zielestand, of u niet alleen met de mond belijdt, maar dat waarlijk Jezus uw Heere is.”
Aan de hand van kenmerken geeft Kloeck aan wie behoort tot de ware christenen. Het opsommen van kenmerken leidt er in deze preken toe dat Christus niet zozeer centraal staat. Wel komt steeds naar voren dat Jezus Christus gekend dient te worden tot de zaligheid. Telkens klinkt er ook een bestraffende toon door ten opzichte van verschillende zonden: „Zij willen haar eigen heer zijn, zeggende gelijk de joden: „Wij zijn heren, wij willen naar het goeddunken van onze harten wandelen.” Zij vloeken, zij zweren, misbruiken Zijn naam, schenden Zijn sabbath, drinken, spelen, en roepen: Het is buiten hoop, Hij mag ons door Zijn dienaren laten vermanen, bidden en smeken, maar het is tevergeefs.” Kloeck besluit zijn preken altijd met een troostwoord voor Gods kinderen: „O, hoe gelukkig is hij, die Jezus tot een Heere heeft, de allerheerlijkste Heere die bedacht kan worden, Die op de dij van Zijn heup geschreven heeft: Heere der heren, Koning der koningen. Hij is een almachtig Heere Die Zijn onderdanen machtig is te bewaren tegen het geweld van al haar vijanden. Hij is de allerzoetste, minnelijkste Heere.”
Ds. Kloeck overleed in april 1714. Op 23 april werd hij begraven in de Edese Oude Kerk. Soms verlangde hij naar de dood, zoals hij in een van zijn gedichten beschreef:
Maar boven in het Hemels huis,
Daar zullen alle pijnen,
Ganselijk verdwijnen,
Daar is smart noch kruis:
Daar komt God de ogen,
Die vol tranen zijn,
Zachtjes af te drogen,
Daar zal geen gekwijn
Van kwaal of ziekt’ meer zijn.
Volgens de overlevering is hij aan de voet van de preekstoel begraven, al bestaat daar geen bewijs voor. Johannes Kloeck is 72 jaar geworden.
Zeer hoog geacht
„Des Koninks Doghter is geheel verheerlijkt inwendigh, hare kledinge is van gouden borduerzel.” Psalm 45:14
Hoewel degenen die God vrezen –die hun licht in deze wereld laten schijnen en niet met de boze lopen tot uitgieting van alle goddeloosheden, maar zichzelf afzonderen van de goddeloze wereld– worden bespot, gesmaad en klein geacht en gehouden voor een uitvaagsel en een afschrapsel, nochtans worden zij zeer hoog geacht door God. Van toen af waart gij kostelijk in Mijn ogen, Jes. 43:4. God schat ze voor Zijn kleinodiën, juwelen en eigendom, Mal. 3:17.
Hoog worden zij geacht door de Heere Jezus, Die hen verwaardigt met de naam van Zijn vrienden, Joh. 15:14. Hij schaamt Zich niet hun Broeder genoemd te worden (Hebr. 2:11) en wil dat men de kleinste van hen niet verachten zal (Matth. 18:9 en 10).
Hoog worden ze geschat door de engelen; die heerlijke geesten onttrekken zich er niet aan hen te dienen (Hebr. 1:14). Hoor wat de engel Gabrël tot Daniël zei: Gij zijt een zeer gewenst man, Dan. 9:23.
Hoog worden ze geschat door alle gelovigen. David, tot de koninklijke troon verheven, noemt de heiligen de heerlijken, in dewelke al zijn lust was, Ps. 16:3.
Uit: Der Vaderen Erfenis, deel 18. Gebr. Koster/Kerkelijk bureau OGG, Barneveld, 2013, blz. 76.