Maar de huizenprijs stabiliseert toch alweer?

Cijfers van het CBS wijzen daar inderdaad op, maar in een gisteren gepubliceerde nota schrijft DNB dat veel afhangt van de vraag óf en hoe sterk de huizenprijzen de komende jaren opveren. Blijft de woningprijs constant, dan staat over tien jaar twee derde van het huidige aantal woningbezitters met een onderwaterhypotheek (waarbij de lening de waarde van het huis overstijgt) nog altijd onder water. Stijgen de prijzen daarentegen met 2 procent per jaar, dan is over tien jaar driekwart van deze huishoudens weer boven water. Ter vergelijking: in de jaren 80 was het onderwaterprobleem binnen tien jaar volledig verdwenen. Dat kwam doordat hypotheken toen relatief wat kleiner waren.

Werd er de laatste tijd dan niet veel extra afgelost op hypotheken?

Dat klopt. Volgens DNB was dat in de eerste drie kwartalen van 2013 zelfs 7 miljard euro. Het ‘probleem’ is dat dit nauwelijks gebeurde door de veelal jonge woningbezitters die met hun hypotheek onder water staan, maar vooral door ouderen die, vanwege de lage rente op spaarrekeningen, besloten om hun spaargeld in hun hypotheek te stoppen.

Wat betekent dit voor banken?

Volgens DNB vormt de relatief grote hypotheekschuld in combinatie met het onderwaterprobleem een risico voor Nederlandse banken. Wel wijst hij erop dat, ondanks de huizenprijsdaling van ruim 21 procent, de betalingsachterstanden (die nog wel wat zullen oplopen) tot nu toe beperkt zijn gebleven. Ook wordt een belangrijk deel van het kredietrisico gedragen door de overheid, via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Ruim de helft van de hypotheken die onder water staan, heeft NHG. Desondanks kunnen bij tegenvallende groei, oplopende werkloosheid en verder dalende huizenprijzen de verliezen voor banken fors oplopen tot wel 2 miljard euro per jaar, aldus DNB. De Europese Centrale Bank onderzoekt momenteel of banken hiervoor voldoende buffers aanhouden.