Kritiek: CDA verwaarloost christendemocratische erfenis
DEN HAAG. CDA-leider Buma focust, bij het richting geven aan zijn partij, te veel op bestuurlijke en economische onderwerpen. De beschermwaardigheid van het menselijk leven komt er als thema zeer bekaaid af, terwijl dit toch een echt christendemocratisch kernpunt is.
Dat schrijven promovendus Bart-Jan Heine en arts-onderzoeker Bart Koopman in het nieuwste nummer van Christen Democratische Verkenningen (CDV), dat dit weekend verschijnt. Volgens de twee auteurs past deze blinde vlek voor thema’s rond leven en dood in een bredere trend binnen het CDA. „In het meest recente verkiezingsprogramma wordt over de menselijke waardigheid zeer summier gesproken (…). Op de CDA-website ontbreken standpunten over voortplantingstechnieken en het begin van het leven.” Zelfs in de analyse van het zogeheten Strategisch Beraad, dat zich ten doel stelde na de verkiezingsnederlaag van 2012 een nieuwe koers uit te tekenen voor de christendemocratie, „wordt er meer gesproken over bedrijfsleven en ontslagbescherming dan over het menselijk leven en de beschermwaardigheid ervan.”
Dat er in de partij zo’n „ongemakkelijke stilte” heerst over de thematiek van leven en dood vinden de schrijvers enerzijds begrijpelijk. Het CDA heeft nu eenmaal jarenlang in de regering gezeten en is daardoor medeverantwoordelijk voor veel wet- en regelgeving. Bovendien heeft de partij de laatste jaren veel Kamerzetels verloren. Tegelijkertijd vinden Heine en Koopman de zwijgzaamheid van de partij over prenatalte diagnostiek, reageerbuisbevruchting, embryoselectie en aanverwante thema’s jammer, juist omdat het CDA vanuit de eigen bronnen zo veel over deze onderwerpen zou kunnen zeggen.
Het Program van uitgangspunten, alsmede allerlei rapporten van het Wetenschappelijk Instituut, geven voldoende aanknopingspunten, schrijft het tweetal, om zich teweer te stellen tegen de „verdinglijking van de mens: ouders claimen het ”recht op een kind”, donors worden gereduceerd tot leveranciers van geslachtscellen, designerbaby’s worden verwekt voor de gezondheid van een ander, gehandicapten worden geaborteerd en embryo’s ondergaan genetische manipulatie om gewenste eigenschappen te verkrijgen.”
Juist het CDA beschikt vanuit de eigen geschiedenis over het „vocabulaire” en het „antidotum” om zich krachtig tegen deze ontwikkelingen te keren, concluderen Heine en Koopman. Iets dergelijks betoogt in hetzelfde nummer van CDV –dat in zijn geheel gewijd is aan het politieke debat over leven en dood– de Belgische denker Herman de Dijn. Hij kritiseert de hedendaagse fixatie op „levenskwaliteit” en „zelfsturing.” Tegenover dit autonomiedenken plaatst hij een visie gebaseerd op de lotsverbondenheid tussen mensen. „Gelukservaringen zijn niet het doel van het leven, maar de bijproducten ervan. Man-vrouw- of ouder-kindrelaties staan niet in dienst van de ervaringswinst die ze opleveren; het is de relatie zelf met die welbepaalde persoon waar het op aankomt.”
Hetzelfde geldt volgens De Dijn voor het einde van het leven. De dood is niet slechts het einde van een serie subjectieve ervaringen, maar „ook iets onvoorstelbaars (voor onszelf) en iets ontzagwekkends (voor anderen).”