Antwerpen: voor even een calvinistische republiek
Op religieus gebied heeft Antwerpen wonderlijke wendingen gekend. Van een open handelsmetropool werd de Scheldestad halverwege de 16e eeuw een plaats waar het groeiende protestantisme ondergronds moest. Vervolgens kwam er een strenge calvinistische republiek, waarna de stad een rooms-katholiek bolwerk werd. En dat alles in 35 jaar tijd.
Prof. dr. Guido Marnef (1959) houdt zich al jaren met deze wonderlijke periode in de geschiedenis van Antwerpen bezig. In 1991 promoveerde hij op een studie over het ondergrondse protestantisme in Antwerpen in de periode 1550-1577. Al jaren werkt hij aan het vervolg: een studie over de zogenoemde ”calvinistische republiek” in de periode 1577-1585.
De hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen, zelf van rooms-katholieken huize, groeide op in de buurt van Mechelen. Voor zijn doctoraal schreef hij een scriptie over het calvinistisch bewind in Mechelen in de periode 1580-1585. „In de 16e eeuw heb je in een heel aantal Vlaamse en Brabantse steden een periode van strengcalvinistisch bestuur gehad: Gent, Brussel, Mechelen, Brugge, Ieper, Antwerpen. Voor mij was het handig om me in de geschiedenis van Mechelen te verdiepen. Ik raakte gefascineerd door deze periode en wilde m’n proefschrift ook aan dit tijdvak wijden. Ik kwam erachter dat de stad Antwerpen in die tijd een grote rol heeft gespeeld, maar toch in de wetenschappelijke literatuur een blinde vlek vormde.”
Aanvankelijk was het de bedoeling dat Marnef in zijn proefschrift de hele periode 1550-1585 zou behandelen. Hij moest zich echter beperken en besloot te stoppen bij 1577. De periode van de ”calvinistische republiek” houdt hem sindsdien bezig. „Veel materiaal heb ik al jaren in huis. Soms kon ik er een jaar of een halfjaar aan werken; dat heb je nodig om verder te komen. Het is een lastige klus. Je praat over informatie die over een honderdtal archieven verspreid ligt. Bovendien zijn de kerkenraadsstukken van de gereformeerde kerk uit die periode er niet meer. Misschien vernietigd, of meegenomen door de calvinisten toen die na de val van Antwerpen in 1585 de stad moesten verlaten. In ieder geval is het moeilijk en tijdrovend om alle puzzelstukjes in elkaar te passen.”
Tolerant
Antwerpen is in de 16e eeuw een tolerante stad. Dr. Marnef: „Doordat Antwerpen als handelsstad een kosmopolitisch karakter had, heerste er grote openheid. Zowel goederen als ideeën kwamen van alle kanten. Om de handel niet in gevaar te brengen, koos het stadsbestuur voor een pragmatische, tolerante houding. Intellectueel en religieus was er openheid, zodat de denkbeelden van mensen als Luther en Erasmus vrij verspreid konden worden, bijvoorbeeld in het onderwijs en door de boekdrukkunst. Arme doopsgezinden, die kregen met repressie te maken. Dat schaadde de handel niet. Maar het is tekenend dat de eerste Antwerpse martelaren, de augustijner monniken Hendrik Voes en Jan van Essen, in 1523 niet in de Scheldestad maar in Brussel op de brandstapel terechtkwamen.”
In 1566, als de Beeldenstorm om zich heen grijpt, ontstaat er een „kortstondig hoogtepunt” voor de reformatorisch gezinden: het Wonderjaar. Talrijke ballingen keren terug naar Antwerpen, bij de hagenpreken verzamelen zich soms wel 25.000 toehoorders. Het stadsbestuur verliest de greep en roept de hulp van Spanje in. Margaretha van Parma en Alva moeten eraan te pas komen om het gezag van Filips II en de Rooms-Katholieke Kerk te herstellen.
Voor de protestanten –lutheranen, doopsgezinden en calvinisten– breekt vanaf 1567 een periode van verdrukking aan. De calvinisten, die de grootste groep vormen, weten zich echter ondergronds heel goed te organiseren. „Daarbij had je een Franstalig deel, dat zich vooral op Genève en Frankrijk richtte, en een Nederlandstalig deel, dat zich veel meer op de vluchtelingengemeenten in Londen en Emden oriënteerde”, aldus dr. Marnef. „Ze hielden wel gezamenlijke synodes. Vrijwel alle vergaderingen van de vervolgde gereformeerden hadden in die tijd trouwens in Antwerpen plaats. Ondanks de repressie behield de Antwerpse gemeente haar centrale positie in het netwerk van ondergrondse kruiskerken.”
Religievrede
Eind 1576 keert het tij. De verschrikkelijke plundering van Antwerpen door muitende Spanjaarden, waarbij zeker 2000 doden vallen, de Spaanse Furie, zorgt voor veel anti-Spaans sentiment onder de bevolking, ook bij rooms-katholieken. De Pacificatie van Gent in november dat jaar en de komst van Willem van Oranje zorgen ervoor dat de stad in 1577 in handen van de opstandige Staten-Generaal komt. Ook wordt een nieuwe ”religievrede” afgekondigd.
Dan breekt de ”calvinistische republiek” aan. „De aanduiding is van later datum”, zegt dr. Marnef. „Maar Jan van Hembyze, de radicale leider in Gent, beweerde wel degelijk dat hij de grondwetten van alle republieken bestudeerd had en van Gent een nieuw Genève wilde maken.”
Wat moeten we ons bij deze ”republiek” voorstellen? „Het bewind in Antwerpen was, vergeleken met andere Vlaamse en Brabantse steden, het meest gematigd, zeker in vergelijking met Gent. In Antwerpen was er aanvankelijk een coalitie van gematigde rooms-katholieken en calvinisten die de dienst uitmaakte. Gaandeweg trad er echter zowel politiek als religieus een radicalisering op. In 1581 werd bijvoorbeeld de openbare godsdienstuitoefening aan rooms-katholieken verboden. Er is geen rooms-katholiek op de brandstapel gebracht, maar de clerici werden wel uit de stad verbannen. Veel rooms-katholieken zijn in die tijd gevlucht.”
Luthersen en gereformeerden –de doopsgezinden bleven van alle voorrechten verstoken– mochten beiden in het openbaar hun geloof belijden, maar alleen de calvinisten verkeerden in een bevoorrechte positie. „Hun predikanten werden door de stad betaald, evenals hun seminarie. De Gereformeerde Kerk was duidelijk de geprivilegieerde kerk. Er was ook een overlap tussen de kerkenraad en het stadsbestuur.”
Volgens dr. Marnef zijn er te weinig bronnen om precies te kunnen zeggen hoe de samenleving –de stad telt dan zo’n 80.000 inwoners– er in die jaren uitzag. „Het is duidelijk dat de predikanten een calvinistische samenleving wilden uitbouwen. We weten bijvoorbeeld dat er bededagen werden uitgevaardigd. Niemand mocht dan werken en de kerkdiensten mochten niet verstoord worden. Maar we weten ook dat de calvinisering niet zo vlot ging. Een goddelijke samenleving is het niet geworden.”
Gezuiverd
De ”republiek” is geen lang leven beschoren. Al in juli 1584 begint het Spaanse beleg van Antwerpen. Na een jaar valt de Scheldestad in handen van de hertog van Parma.
Eenzelfde beweging als in 1577 komt op gang, alleen nu de andere kant op, zegt dr. Marnef. „Het protestantisme moest uitgeschakeld worden. De burgerwacht en het schuttersgilde werden van calvinisten gezuiverd. De protestanten kregen een termijn van vier jaar om de stad te verlaten. In de tussentijd was er gewetensvrijheid: het protestantse geloof mocht je wel thuis belijden, maar niet in het openbaar.”
Een grote emigratiegolf richting Holland en Zeeland komt op gang. Anderen, onder wie calvinistische kooplieden, wachten de vier jaar af in de hoop dat ze kunnen afkopen te mogen blijven. Als dat in 1589 niet het geval blijkt te zijn, komt er een tweede emigratiegolf op gang. Er zijn ook een paar duizend mensen die zich weer bekeren tot het rooms-katholieke geloof.
Dr. Marnef: „Rond 1566 telde de stad 100.000 inwoners. Bij de val van Antwerpen woonden er 82.000 mensen. Vier jaar later is de bevolking geslonken tot 42.000. En daar zit dan al een groot aantal rooms-katholieke ballingen bij die sinds 1585 weer waren teruggekeerd. Een gigantische omwenteling. De bevolking was gehalveerd. Er was enorm veel leegstand in de stad, waardoor de huizenprijzen daalden. In heel de 17e en de 18e eeuw is het oorspronkelijke bevolkingsaantal niet meer gehaald.”
En wat werd er van de protestanten? „Van de calvinisten zijn er na 1589 maar enkele tientallen, misschien honderd, gebleven. Zij vormden een kleine ondergrondse gemeente die in het geheim samenkwam. Vanaf de 17e eeuw droeg de gemeente de naam Brabantse Olijfberg. Na de Franse periode wees koning Willem I de calvinisten een voormalige kloosterkerk toe die op het hoogtepunt van de Contrareformatie gebouwd was. Dat is de ironie van de geschiedenis.”
Toevluchtsoord
Vanaf 1550 wordt Antwerpen een „centraal toevluchtsoord” voor vervolgde calvinisten uit Vlaanderen en de Waalse gebieden, schrijft dr. Marnef in zijn boek ”Antwerpen in de tijd van de Reformatie”. Hij citeert (blz. 281-282) de commissarissen van de Raad van Vlaanderen, die in 1556 schrijven „dat er een grote menigte is die uit diverse steden en plaatsen van Vlaanderen, Doornik en de kasselrij van Rijsel gevlucht en verhuisd is vanwege de sekte en uit vrees voor het gerecht, om in Antwerpen te komen wonen om daar elk volgens zijn ketterse opinie te kunnen leven, om er gezelschap te hebben en beschikking over boekjes, en die –zoals te vrezen valt– dagelijks steun krijgen van hun medeplichtigen die in Wezel, Frankfurt of het Land van Emden wonen en dikwijls in Antwerpen komen of er anderen naartoe zenden. Zoals het eveneens bekend is dat er dagelijks uit Vlaanderen en elders, uit alle steden en plaatsen veel volk in Antwerpen handelt, en dat zij besmettelijke koopwaar naar huis brengen en daar verspreiden.”