Volgens Opstelten is er gehandeld binnen de toen geldende wet- en regelgeving. Pas later werd het beleid rond schikkingen met criminelen aangescherpt. De schikking werd toen niet voorgelegd aan de minister, wat in de huidige tijd wel zou hebben gemoeten, geeft Opstelten toe. Hij wijst er verder op dat er toen voor het Openbaar Ministerie geen verplichting bestond om de Belastingdienst actief te informeren over schikkingen.

Bij de deal betaalde Cees H. 750.000 gulden aan de Staat. Dit was naar het oordeel van het Openbaar Ministerie indertijd een „reële ontneming”. 6 jaar eerder had het OM nog een vordering van 500 miljoen euro ingediend tegen H., maar dat bleek een grove schatting van het te ontnemen bedrag, die later naar beneden moest worden bijgesteld.

In de loop van het onderzoek daalde de waarde van het beslag tot circa 2 miljoen euro, wat bestond uit juwelen en geld op rekeningen in Luxemburg. Het OM legde na betaling van de boete het beslag op de juwelen en de Luxemburgse rekeningen op, waardoor het geld weer rechtmatig voor H. beschikbaar was. Hoogleraren belastingrecht noemden dat eerder deze week een witwasoperatie.