Gaat bij restauratie het mes in een orgel of niet?
Zet je bij een restauratie het mes in een orgel of niet? „We denken tegenwoordig het juiste antwoord op deze vraag te weten”, zegt Peter van Dijk. „Maar wie garandeert ons dat komende generaties ons niet uitlachen?”
In veel archiefstukken stuitte de orgeldeskundige op optimisme en op „vaak goed gefundeerd zelfvertrouwen.” Toch blijft het volgens Van Dijk riskant om te denken dat je de wijsheid in pacht hebt.
Hij was zaterdag 22 februari een van de sprekers op een bijeenkomst rond het Utrechts Orgelarchief in de Universiteitsbibliotheek Utrecht. „Als adviseur bij een restauratie ben je een detective. Je zoekt echter niet naar het mes waarmee een moord is gepleegd of naar houtwormen. Het speurwerk gaat over de plaats waar bijvoorbeeld een gevonden klosje heeft gezeten.”
In de lezing van de orgeldeskundige, ”Het mes er in of juist niet”, komt de restauratie van drie instrumenten uit de provincie Utrecht aan bod. Als eerste passeert het orgel in de Grote Kerk van Wijk bij Duurstede de revue. Het mes is grondig in dit instrument gezet, zowel uiterlijk als innerlijk.
„Jaartallen kunnen soms aanwijzingen geven over de ontstaanstijd van een instrument, maar voorzichtigheid blijft geboden”, stelt Van Dijk. „Er staat 1631 op de orgelkas in Wijk bij Duurstede, maar dit hoeft niet te zeggen dat dit het bouwjaar aanduidt. Misschien heeft het jaartal wel betrekking op de aangebrachte wapens of kraste een ondeugende organist het in de orgelkas om toekomstige onderzoekers op een dwaalspoor te brengen.
Zo ontdekte ik eens veel namen en jaartallen op een instrument uit een rooms-katholiek seminarie in Velsen dat nu in Overlangbroek staat. Een geniale seminarist koos zelfs een jaartal waarop dit instrument nog niet in het seminarie te vinden was…”
Uit rapporten van de orgeladviseurs Lambert Erné en Maarten Vente –van wie de archieven in het Utrechts Orgelarchief aanwezig zijn– blijkt het bouwjaar van het Kiespenningorgel in Wijk bij Duurstede niet 1631 te zijn, zoals eerder werd aangenomen. Van Dijk: „In 1612 werden fondsen geworven voor de reparatie van het toenmalige orgel, maar zoals vaak liep dit gierend uit de hand en volgde naar schatting in 1615 nieuwbouw door Kiespenning. Het oudste gevonden onderhoudscontract met deze Nijmeegse orgelmaker dateert van 1618.”
Het instrument doorstaat niet ongeschonden de tijd. In 1819 verwijdert Friedrichs het borstwerk en brengt een rugwerk aan. Adviseur Erné, en na diens overlijden Vente, staat voor een dilemma: handhaving van de bestaande situatie of een reconstructie naar 1717, het jaar waarin Verhofstadt zijtorens in de hoofdkas aanbracht? „De keus valt op de laatste optie. Het rugwerk krijgt een zelfstandig bestaan als koororgel, terwijl het borstwerk wordt gereconstrueerd, met gebruikmaking van oud pijpwerk uit het rugwerk.
Wat zouden wij vandaag de dag gedaan hebben? De kans is groot dat we voor dezelfde aanpak kiezen, alleen al om het zicht op de prachtig uitgesneden koppen van de kas te herstellen.” Met een kwinkslag: „Een van die koppen steekt zijn tong uit. Voor mij de gezonde basishouding van een organist versus de geestelijken.”
Verwoesting
Inzichten kunnen in de loop van de tijd ook wijzigen. Van Dijk illustreert dit aan de hand van de hervormde kerk in Abcoude. Deze kerk werd in de jaren zeventig grondig aangepakt, waarna het koor weer deel uitmaakte van de kerk. Het orgel kreeg een andere plek. Hetzelfde gebeurde met een deel van de kerkinventaris.
Dirk van Rossum had in 1864 in Abcoude een nieuw orgel gebouwd. Dit instrument kon de goedkeuring van orgeladviseur Bolt niet wegdragen. Het maakte daarom in 1982 plaats voor een nieuw orgel van Blank. Alleen het front werd gehandhaafd. Het oude pijpwerk werd bewaard en kreeg later in de dorpskerk van Heelsum weer de kans om zich te laten horen. Van Dijk: „Bolt zou zijn advies voor nieuwbouw in Abcoude in zijn latere jaren niet gegeven hebben. Wij zouden het tegenwoordig ook niet meer zo doen en de situatie van 1864 handhaven.”
Broek ophouden
Van Dijk weet te vertellen dat het er bij het orgel in de Utrechtse Jacobikerk ook om gespannen heeft. Dit instrument uit 1509 werd in de achttiende eeuw door Garrels ingrijpend verbouwd. „Vanwege de scheiding van kerk en staat moesten de kerken na de napoleontische tijd hun eigen broek ophouden. Ze waren straatarm. Meere mocht daarom in 1823 enkel een nieuw rugwerk in de Jacobikerk bouwen”, weet Van Dijk.
Voor de ophanden zijnde restauratie in de vorige eeuw bestond aanvankelijk het idee om Meeres toevoeging te verwijderen en een nieuwe rugwerkkas te reconstrueren die aansloot bij de hoofdkas uit 1509. Uiteindelijk blijft het werk van Meere bij de restauratie in 1978 behouden. „We zijn nu blij dat het rugwerk niet op drift is geraakt en een nieuw bestaan als koororgel is gaan leiden.”
De orgeldeskundige maant nogmaals tot voorzichtigheid. „Mensen denken in iedere tijd een goed beeld van een situatie te hebben, maar wie garandeert ons dat de volgende generatie ons niet uitlacht?”
–
Orgelarchieven
Het Utrechtse Orgelarchief bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Het bevat circa 150.000 stukken over met name Nederlandse orgels. Tot de verzameling behoren de bedrijfsarchieven en documentatie van de orgelbouwers Bätz-Witte, Fama & Raadgever, Nöhren, Maarschalkerweerd, Smits en Strubbe. Ook de archieven van de orgeladviseurs en orgeldeskundigen Klaas Bolt, Lambert Erné, Abraham Jacobus Kret, Johannes Legêne, Arend Jan Gierveld en Maarten Albert Vente zijn er te vinden. De plaats van het orgel in de samenleving komt vooral aan bod in het archief van de Stichting Orgelcentrum. Het bevat foto’s, ansichtkaarten, concertprogramma’s en krantenknipsels. Het Utrechts Orgelarchief is toegankelijk na het maken van een afspraak met conservator Bart Jaski.
Ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beschikt over een uitgebreid orgelarchief. Het bevat onder andere de werkarchieven van de rijksorgeladviseurs Hendrik Oussoren en Onno Wiersma. Wim Diepenhorst, een van de huidige orgelspecialisten van de rijksdienst, noemde pijpafmetingen en inscripties van talrijke orgels een belangrijk onderdeel van het archief. „Archieven bevatten niet alleen feiten, maar vertellen ook hoe mensen met orgels omgingen”, aldus Diepenhorst. Hij riep de aanwezigen zaterdag tijdens de bijeenkomst rond het Utrechts Orgelarchief ertoe op om onderzoek te doen en over orgelarchieven te publiceren. „Dit kan het negatieve beeld dat we van sommige mensen hebben nuanceren.”
Meer informatie: www.utrechtsorgelarchief.nl