Vijf vragen aan Chiel Jan van Hofwegen over PsalmenProject
De negende samenzangmiddag van het zogenoemde PsalmenProject vindt op 17 mei plaats in de rooms-katholieke Sint-Franciscuskerk in Oudewater. Chiel Jan van Hofwegen bespeelt het orgel. Vijf vragen aan de organist uit Alblasserdam.
1. Waarom een rooms-katholieke kerk?
„Ik zocht een totaal ander orgeltype dan tot nu toe op de cd’s van het PsalmenProject te horen is. Bijvoorbeeld van Maarschalkerweerd. Die zijn er niet zo veel. Gerben Mourik, die het project organiseert, wees me op de Sint-Franciscuskerk in Oudewater. Ik was er nog nooit geweest. Maar het is een heel mooie kerk en een prachtig orgel van Maarschalkerweerd uit 1887. We hebben het er wel even over gehad: Zullen we het doen, een rooms-katholieke kerk? Uiteindelijk hebben we gezegd: Het is maar een ruimte. En wat is het verschil met al die koorreizen waarbij je in een Franse kathedraal gaat zingen?”
2. Wat hebt u met dit Maarschalkerweerdorgel?
„Het is een fraai instrument dat in goede staat verkeert. Weliswaar met 22 stemmen vrij bescheiden, maar het heeft voldoende kleurmogelijkheden. Het is een Frans georiënteerd orgel met bijvoorbeeld tongwerken die echt Frans aandoen. Zoals de prachtige Vox Humana op het zwelwerk. Ik improviseer vaak in barokstijl. Het leuke met zo’n romantisch orgel is dat je wordt gedwongen even in een totaal andere stijl te improviseren. Dat is een leuke uitdaging.”
3. Er wordt gezongen uit zowel de oude als de nieuwe berijming. Hoe maakt u de keus?
„Soms op basis van de teksten, omdat ik die in de ene berijming mooier vind dan in de andere. Soms ook op gevoel, zoals Psalm 103. ”Gelijk het gras”, dat zit in je genen. Maar Psalm 122 en onbekende psalmen zoals 12 en 28 zingen we in de nieuwe berijming. Uiteindelijk is het ongeveer fiftyfifty geworden.”
4. Hoe bereidt u zich voor op 17 mei?
„Door heel veel te improviseren en uit te proberen en zodoende je kunde te vergroten. Per psalm denk ik erover na welke vorm ik wil hanteren, zeker nu er een opname wordt gemaakt. Zo’n voorspel moet het waard zijn om tien keer beluisterd te worden. Als ik een goed idee heb, schrijf ik dat kort op, bij wijze van geheugensteun. Improviseren is meer dan gewoon maar laten stromen. Maar tot de laatste noot uitschrijven: nee, dat is niets voor mij. Het moet wel improviseren blijven.”
5. Er komen dertien psalmen aan bod. Wat is de moeilijkste psalm om over te improviseren?
„Ik denk Psalm 28. Die zing je niet vaak. Hij heeft een lastige dorische melodie met een moeilijk te vatten toongevoel. Daar moet ik echt even goed doorheen. Door zo’n psalm een paar keer voor jezelf te zingen en door te spelen, moet je ’m je eigen maken.”